DE voorrang van den apostel petrus, ENZ. 537

welken jezus het meest bouwde; maar de vraag is, of tezus hem zulk eenen voorrang boven en zulk een meesterfchap over de andere Apostelen verleend heeft, als den Paufen is en wordt toegefchreven, met andere woorden - of jezus hem tot zijnen Stedehouder op aarde en tot het zigtbare Opperhoofd zijner Gemeente heeft willen aanftellen en aangedeld heeft- Dit is de vraag; en dit ontkennen wij ten derkfte: en v. stol. berg heeft niets bijgebragt, dat eenigermate gelcbiKt zoude zijn, om zulk eenen voorrang en opperhoordigheid van petrus te bewijzen, mets, hetwelk niet, wie weet hoe dikwijls , ten bewijze aangevoerd , en telkens met de bondigfte redenen wederlegd is.

Dat petrus op de lijst der Apostelen matth. X, en meermalen het eerst genoemd wordt, en wat meer van dien aard door stolbekg, met inmenging van mets ter zaak doende uitweidingen, wijdloopig genoeg, bijgebragt wordt, doet dan niets tot de vraag in gefcbü: en'het eenigfle, hetwelk een fchiin van bewijs heeft, is de biigcbragte plaats matth. XVI: 18, 19; b'y dewelke wij daarom eenige oogenblikken zullen dildaan.

Het eerde gedeelte der woorden vatten wij even zoo op als de Graaf van stolberg: ik zeg u ook: gij zijt petrus; (rotsdeen of fteenrots) en op deze Petra (op dezen rotslteen) zal ik mijne Gemeente bouwen: onze Heer toch niet in het Giieksch; maar in de taal des lands fprekende, heeft waarfchijnlijk beide keeren het woord J^a, keepha, cepiias, fteenrots, gebruikt,

hetwelk door den Evangelist, wegens den aard der Griekfche taal of duidelijksbalve, in het eerfte gedeelte door narpsf, (petrus,) cn in het tweede door «V (petra, rotsftecn} vertaald is; maar fchoon wij dus deze woorden eveneens als van stolberg verklaren; kunnen wij echter niet goedkeuren, dat de Graaf andere verklaringen, door Proteftanten er van gegeven, vreemd en ongerijmd noemt. Beteekenen wflfos en in het Grieksch niet beide hetzelfde, en worden die woorden door de Grieken niet onverfchillig. gebruutt? Waarom beeft dan de Evangelist in het tweede gedeelte van tezus gezegde, nérp* (petrd) en niet n?J|»? <PÉtrus) gefc'hreveff, gelijk hij in het eerde gedaan had? — Daarenboven kan het den Geleerden Graat, die opzettelijk over deze zaak gefchreven, en dus over de/ LI 5 zeI"