EENHEID IN HET MENIGVULDIGE, ENZ. 58r

ging dienen konden en moesten? ■— 0f, hoedanige verfcheidenheden konden en moesten geduld worden, alleen opdat men omtrent de hoofdzaak, omtrent het wezenlijkfte, zich des te inniger vereenigde. Antvv. i°. Verfcheidenheden in den vorm en de inrigting van den Godsdienst, van het Kerhvezen, waardoor, blijkens nadere aanwijzing, dit bedoeld wordt. De Christelijke Godsdienst vordert geene volledige gelijkheid Van Kerkelijkcn vorm bij al zijne belijders. a°. Verfcheidenhe-den ten aanzien van de meer of min befchaafde vorming van geest en zeden tot den graad van verlichting en kennis. 30 Verfcheidenheden ten aanzien van den uitwen, drgéh toelland, of betgeen, wat men geluk en ongeluk noemt. Keurig is in de'beantwoording dezer vrage gebruik gemaakt van den tekst, zoo in verftandelijke als toepasfelijke aanwending der woorden {Kolosf. III: HO waarin niet is Griek en Jood, befnijdenis en voorhuid, uitlander, Scythier, dienstknecht, vrije:— maar Christus is alles en in allen.

(II.) De tweede Afdeeling wijst aan: van welke wijze en vermogende middelen ter bereiking van dit doel (eene Godsdienltige vereeniging onder zoo vele anderszins ongelijk "gezinden) de Goddelijke Voorzienigheid zich bediend hebbe.^ Die middelen worden onderfcheiden in twee klasfen. (A) Wordt (Leerr. III.) als het werkzaamfte of hoofdmiddel befchouwd de prediking des Goddelijken woords, welke op eens wi>'d en zijd zich hooren liet. Hiertoe wordt eerjieïïjk dit vereenigingsimddcl zelf befchouwd; en ten tweede deszelfs werkzaamheid, of vereenigende kracht. (B) Worden (Leerr. IV.) als ondergefchikte middelen, die bij het hoofdmiddel werden gevoegd, of liever, daaruit voortvloeiden: i°. de broederlijk goede verftandhouding, welke hcerschte onder de eerjle Christenleeraars, die van den Heer zeiven waren gevormd geworden. s°. De menigvuldig' heid der hun, en velen hunner leerlingen verleende ga* ven en krachten. 3°. De onderlinge Voorbidding. 4QDe gefladige briefwisfeling tus/chen de Leeraars en de Gemeenten. , 5a. Der Christenen gastvriendfehap en hunne milddadigheid. Na de ontwikkeling van welke ftukken en punten hesz zegt: „ Neemt gij nu alles zamen, wat zoowel van het hoofdmiddel, waardoor die Christelijke vereeniging bewerkt, als van de bevorderingsmiddelen, waardoor dezelve onderhouden en beOo 3 ves-