586

praktikaee aanmerkingen

trekking ftaan, als tot hun middelpunt. Dit wordt nader bewezen en aangedrongen §. i—ia. Dan wordt §. 13. deze Helling voorgedragen en aangedrongen. „De waarheid van het Evangelie moet niet zoo zeer bewezen, maar veel meer betuigd worden." d. i. blijkens het vervolg, ,, het eenvoudig, maar moedig getuigenis der waarheid, zoo ftaat er gefchreven; zoo lees ik; is oneindig vruchtbaarder , dan al het demonjlreeren uit gronden van menlchelijke wijsheid ontleend. Men predik e (§. 14-) meer fteliiger , dan wederleggender wijze. Op den Predildtoel de meufclien in klas/en te verdeelen, wordt §. 15. afgekeurd als haat verwekkend. Over Strafpredikatiën, d. i., Predikatiën ter beftraffing van bijzondere misdaden en buitenfporigheden die plaats hebben in eene Gemeente, wordt gehandeld §. 16, 17. In het algemeen wordt dit afgekeurd, en wordt aangeraden om met den fchuldigen daarover onder vier oogen te fpreken. Zoo moet men ook (§. 18.) de wcreldfche vermakelijkheden (openbare fpelen, van kaati'en, kolven, enz.) niet openlijk tegengaan. In §. 19. vindt men iets omtrent Boet- en Biddags-leerredenen; §. 20 en ai iets omtrent Lijkpredikatiën; %. ar. wordt het kort prediken aangedrongen, b. De voordragt der Leerrede zij duidelijk, grondig, levendig en met zalving; waartoe behoort, dat men fpreke uit eigene ondervinding , zonder vertoon van geleerdheid, zonder zwier van woorden, maar ook niet! met lage uitdrukkingen, of die geftemd zijn naar den zoogenaamden tijdgeest, naar den heerfchenden toon der wereld, Bladz. 49—°o. c. Wat betreft de Voorbereiding tot het uitfpreken der Leerredenen, het is natuurlijk* dat-een Leeraar, die op eenen bepaalden tijd prediken moet, eene itof kiest, en dezelve vooraf behoorlijk bewerkt; hij zij echter in de voordragt vrij, doch ten hoogfte is het af te keuren, dat een Leeraar de zaken roekeloos behandelt, en, gelijk men zegt, zijne preken uit den mouw fchudt,

Bladz. 60—62. , Verder worden in dit Hoofdftuk

behandeld de volgende Afdeelingen. B. Kerkgebeden, Gezangen en Liederen. Hier wordt- Bladz. 65 het volgende gevonden over de aanbidding van jezus : „ De aanroeping van den naam van jezus worat door velen berispt. Hg echter, die het Evangelie hartelijk gelooft, houdt het ook voor eene genade, zijne knieën voor jezus als zijn god en Heer te buigen, en Hem