ALEXANDER, KEIZER ALLER RUSSEN. 599

fchen bodem heeft moeten ftroomen, eer de zaak haar volle beflag bekomen had. Zonder dus iets te willen l kort doen aan de hulde en dankbaarheid, die wij aan Kuslands alexander fchuldig zijn, zouden wij wel pewenscht hebben, dat de Heer simons, door het kie"en van eenen gelukkiger titel, de gelegenheid behouden had, om een gedeelte van den hier bezongen lof aan de andere Vorften en legerhoofden toe te zwaaijen, die, gemeenzamerhand met alexander, den Kolosius der Franfche overheerfching neêrgeworpen en neêrge-

h°ü1tndeebvbeeie' fchoone plaatfen, die het Dichtftuk b». vat, kiezen wij ten flotte deze, die ons den Brand van Moskow voorftelt:

Hii f *) flaapt, — zoo 't fiapen heet — die ftioode rustverftoorder! E°n booze geest bewaakt den vvreedften raenfehenmoorder, En plaagt hem met een' droom: - geraamten zien hem aan, Die dreigend, voor zijn oog, met bloote dolken (taan; Zij wijzen naar zijn borst; — hurt dorre beénd ren kraken, En gulfig gaapt hun mond, met rammelende kaken. De tanden knarfen en verwinden zijne hand ,

Verfcheorende zijn rif en lillend ingewand! -

Napoléon ontwaakt, hij rilt door al zijn leden.

Vergeefs fpitst hij zijn brein, om nieuw bedrog te fmedett. De Item der Almagt fpreekt, zij dondert in d'orkaan, En blaast het vuur der wrake, in Moskow's ftraten aan. Daar Hijgt de vlam omhoog en klimc tot op de daken, Als of ni ongebluscht zou tot den hemel raken! De kreet: 't is brand, 't is brand! ontftelt de ttad alom, En 't akelig gelui der noodklok van den dom Verdooft het naar gekerm van menfehen en van dieren, Die vlugten, zonder doel, en door elkander gieren. Hun kleed'ren zijn verzengd, door 't alverllindend vuur, Zij flikken in den damp, bij vriend en nagebuur ; Men ziet 'er half verlchroeid, die nog de handen wringen, Die worst'len met den dood, en in de Joufa fpringen! De vlam weidt alles af, en blakert door haar' gloed, De vonken vliegen verre en fisfen in den vloed, De torens liaan in brand, men ziet het koper gloeijen, En van de daken 't lood, gelijk de lava vloeijen! Zie! 't vuur verlicht den nacht met akelige pracht. En rookend puin verkeert den dag in donk ren nacht. De kloosters (torten in; terwijl de kerken branden, Ontrust men nog de doön, met ongewijde handen,

E13

.(*) Napoléon.

Pp4