g. metzon, dagverhaal van mijne lotgevallen. 6öX

nir enkel (taaltje van naauwkeurigheid en zorg, om den nSurdiin lezer uit den toekomftigen tijd te Smoe tetomen, gelieve de lezer uit den tegenwoo?dken tS voor voldoende te houden, tot ftaving ons giftig gevoelen over dit Rnmwerk m deszdfe KrO&ardige gefchapenheid, en zulks eerwou. dig omdat wij geenen lust hebben er langer by fl-,1 te ftaan.

Dagverhaal van mijne Lotgevallen, gedurende eene Gevangenis en Slavernij van twee jaren en zeven maandente Algiers; met eene korte Bejchrijving van die (lad, de Levenswijs. Zeden en Gebruiken van hare Inwoonden. Door gerrit metzon, gevoerd hebbende het Buis/chip de Twee Gebroeders. U botterdam en Vlaardingen, bij N. Cornel en J. van Witzenburg, 1817, 185/ Bla^z. In gr. Octavo. De prijs is f 1 - 6 • :

Wij ontmoeten, in dit Dagverhaal, de lotgevallen, welke o. metzon en andere onzer landgenooten te Algiers, gedurende den tijd van ruim twee en een half jaar in hunne flavernij ondervonden hebben. Ieder, die dit eenvoudige, en alle teekenen van waarheid dragende, Dagverhaal leest, zal er uit zien, dat die mannen g. metzon en anderen, zeer veel hebben moeten'uitflaan, dat zij zeer veel geleden en zeer groote mishandelingen ondergaan hebben; en ieder, wiens hart wél geplaatst is, zal deze mannen geluk wenfchen methunne verlosfing. Men ziet er ook uit, dat de flavernij te Algiers een allerongelukkigst lot is voor eiken, _ die dezelve moet torfchen; en dat men bij de Algerijnen geen medelijden, geen gevoel voor braafheid en menfchelijkheid aantreft. Wie dit Verhaal doorbladert, die zal gewis den dag zegenen , waarop die Roovers, door de Nederlandfche en Bntfche vloten,,, in het vorige jaar overwonnen en zoo zwaar getuchtigd zijn. leuer menfchenvriend zal zeker wenfchen, dat dat roofnest eens geheel en al verftoord en uitgeroeid wierde; of anders: Pp 5 dat