fo8 j. h. du sart , vruchten1 mijner uitspanningen.

van het Schoolwezen, van de maand April 1807, en d> lier Algemeene Vaderlandfche Letteroefeningen, N«. ,/* vaa 1808, aan dezen gegeven hebben, kan ook op dit Werkje worden toegepast. Het is van een en denzelfden Schrijver., die bevalligheid met uitlokking paart in zijnen ïcbrijfltijl, op eene zeer voortreffelijke wijze lesfen van deugd en Godsvrucht in Verhalen en lchoone Dichtftukjes weet in te kleeden , en alzoo onder de beste Schrijvers voor de jeugd verdient gerekend te worden.

Het Werkje zelf, dat zoowel in fchoonheid van ftijl als m zuiverheid van taal uitmunt, behelst zeven Avondgefprekken. Het eerfte Avondgefprek handelt over de laatstledene ramp van Leyden, waardoor de vader aanleiding krijgt om te fpreken over het buskruid, deszelfs bewerking en uitwerking. Het tweede Avondgefprek is een vervolg van het voorgaande. Den derden avond verhaalt de vader zijnen kinderen de gefchiedenis van zekeren willem, of de kracht der verleiding. In het vierde Avondgefprek treft men leeringen aan uit de voorgaande gefchiedenis, inzonderheid met betrekking tot de keuze van vrienden, het wachten voor verleiding tot ondeugd, en om nimmer te veel op zijne eigene krachten te fteuneii. De vijfde avond behelst een verhaal van het gebeurde met koenraad, of de gevolgen der losbandigheid. De zesde avond levert een verhaal van eenen onvergenoegden landman; terwijl het zevende Avondgefprek het leerzame bevat, hetwelk in het voorgaande verhaal gelegen is, en voorts over de ontevredenheid handelt.

Ouders! geeft uwen kinderen dit Boekje in handen, het zal u gewis niet berouwen, en hun tot nut en vermaak ftrekken. Onderwijzers! gebruikt hetzelve bij prijsuitdeelingen aan uwe leerlingen, want ook daartoe

is het bij uitnemendheid gefchikt. Wij hopen , dat

du sart zijn werk mag vervolgen, gelijk wij eenigzins uit het Hot van het zesde Avondgefprek meenen te 'kunnen vermoeden. — Het Titelvignetje is fraai* —

Aan-