DE GESCHIEDENIS DER KERKHERVORMING VERKORT. 67?

nelinsfchap maar al te zeer verwaarl°°sd werd. En S Hm die nalatigheid voort? Zeker uit pnverfchUUff lusteloosheid. En zou die lusteloosheid, nadat rnen zijne wekelijkfche Preken vervaardigen raoest,

ïïd vSgocd geworden zijn? Dat nu du stukje

ons zee? wellis bevallen, en wij het derhalve gaarne, tot dat einde, waartoe het vervaardigd werd, aaflpjyZen, zal elk reeds, uit het. boven gezegde kaai en gevoelen. Intusfchen hadden wi, wel gewenscht, dat de brave Schrijver het had kunnen goedvinden, ora evenwel iets van den oorfprong en aanwas van net crezas der Paufen te zeggen; gelijk ook een weinig Sfeer van de Waldenzen en Kerken in de valleycn van Piemovt. Dit toch had de lezeren duidelijk doen zien: hoe dé Ke khervorming van tijd tot tijd al noodiger ge, worden was; en dat de Hervormers met met eene, nieuwe, en tot nog toe nooit gehoorde leer te voorfchiin t aden: zoo als men de Christenen zoo dikvyijls heeft zoeken wijs te maken. En al ware daartoe dan ee blad druks meer hefteed, zou du zoo veel bezwaar Set veroorzaakt hebben. Voorts keuren wij het wel eoed, ia verkiezen het zelfs, dat alles met zoo zachte befcheidenheid voor de Roomscbgezmden worde vooreedra-en als maar mogelijk is: maar dit moet geenen gn Sfteï -fchijn van gemaaktheid hebben, or men doet er meer nadeel dan voordeel mede. En van deze Temaakte zachtheid zijn, onzes inziens, ioortgeiyke geh TV, olc wii b. v., Bladz. 9 aantreffen, met vry ^fen ola 'lezen wij: „ Om tot Paus Leo weE te keeren, leert ons de gefchiedenis dat Zgnè ' Heiligheid cenen zekeren Domimkaner Monnik, ge" naand tetzel , enz." - „ Deze , juist geen eerwaardig man, enz." - Wie gevoelt hier geene gemaakte befebefclenhetd, waarmede de Roomschgezinden zelve zullen lagchen ?

«0 Het derde boven aangeteekendc Werkje draagt den titel van Bijdragen tot de Plegtige Viering van het derde Eeuwgetijde der Kerkhervorming: en beantwoordt in allen deele aan dezen titel. W,j be twee Stukjes van voor ons, waarvan het eerite reeds de tweede Druk is Laat ons eerst opgeven, wat e in aezelve behandeld wordt, en dan ietsj van derzelver waarde ze-en. In het eerfte Stukje, oopende tot ÏÏÏÏT 43 hebben wij, behalve de mleriing - he Vv 3 sc