SLEUTEL VAN DE VERBORGENH.DER LAATSTE TIJDEN. 687

dom van de wereld; zij behooren te huis in bet gebied der Wiskunst, der Algebra, althans in een vak, waarin groote getallen en wonderlijke teekenen te pas komen, die, zonder iemand te taxeren, op zijn best door ééne zi-1 op de tienduizend zielen begrepen worden, zoo er aniers in de wereld iemand, buiten nüse, beftaaa mag die hem begrijpt of lust heeft om hem na te cijferen; in het midden latende of nüse, de man met de ipotachtfae trekken, zelf ons hier maar niet wat abrakadabra voorgoochelt, uit eene fpeculatie, bij foortgelijke entreprifes wel meer practicabel, om onbegrijpelijk te jhoeten zijn om den zekerjlen ingang te vinden.

Wij willen onze goede Lezers niet onthalen op de Mathematifche teekenen en Algebraïfche berekeningen, die door het eerfte deel van het boek als gezaaid zijn, maar alleen hier laten volgen, als de flotfom daarvan, den inhoud van

§. 104.

Wanneer wij nu, uit al het tot hiertoe behandelde, het befluit opmaken, zien wij:

1. Dat de almagtige Heer en Schepper gewild heeft dat de tijd van het beftaan der wereld zich bepalen zou, eerst tot een rond getal van 7000 Jaren en daarna nog 49 Jaren, in welks laatfte de Heer Jezus Christus ten oordeel verfchljnen zal, om het volgende softe, als het groote Jubeljaar, met de geheele fchaar der uitverkorenen en gezaligden, in het hemelsch Jeruzalem eeuwiglijk te vieren.

2. Dat God het groote Scheppingswerk binnenden omvang van 7 dagen heeft willen volbrengen, om daar. in den grondflag te leggen van het getal der Jaren, dat hij voor het beftaan der wereld beftemd had; volgens het getuigenis dat één dag bij den Heer is als duizend jjaren en duizend Jaren als één dag.

3. Dat hij, als een toegift ziiner genade, hierbij nog eenen zekeren tijd, als een jubeljaar heeft willen toevoegen , in verband en overeenkomstig met den tijd die na den zevenden dag, tot op den val van Adam verloopen is. A ..

In het tweede gedeelte van het Werk gaat de Schrijver over om uit de Profeten, micheas, habakuk, joëL, jesaias, daniel, enz. aan te toonen , hoe deze