eiët betrekking tot den christel. godsdienst, f

van eene ftoute uitlegkunde, alle Bijbelfche waarheden verduisteren en verdraaijen: en men reeds voorgeeft dat het zake zij, des-en geest des tijds in te willigen, en! in het voorlieden der waarheden van de Heilige Bladen zich naar den fmaak en de kieschheid van degenen' welke met dezen befmet zijn, te moeten voegen !

Schrikkelijke gedachten voorwaar! Het woord van God ondergefchikt aan het ongeregeld vernuft der men. fchen te maken , en alzoo de tijden te doen herleven, van die daar zeggen tot de Zienderen: en ziet niet; en tot de Schouweren: en fchouvvt ons niet wat regt is; fpreekt tot ons zachte dingen, en fchouwt ons bedriegerijen. Geheel anüers dacht'paulus, die de leer van Christus niet naar den geest des tijds inrigtte, offchoon hij wist, dat dezelve den Jood eene ergernis en den Griek eene dwaasheid was.

En hoe fchromelijk moeten de gevolgen van dezen indringenden geest, voor het Christendom in het algemeen, met zijn, dat, flechts door een onzigtbaar Hoofd vereenigd, aan zoo vele afdwalingen is blootgedeld, welks grondwet geloof en kinderlijke overgeving aan dat Hoofd is, zoo geheel uvergedeld aan dien ftoutmoedig onderzoekenden en hoogmoedigen veranderings - geest, en welks opregte belijders vermengd zijn met deszelfs valfche belijders, zonder dat deze laatde eenige uiterlijke onderfcheiding hebben, ja zelfs zonder' dat het volgens de uitlpraak van onzen heer, vrijdaat dezelve te vervolgen, daar het zijn bevel is, het onkruid met het goede koren te laten opgroeijen, tot dat Hij op zijnen tijd kome en zijne maaijcrs uitzende, om het goede koren van het kaf te zuiveren, en het eene in de fchuren te brengen, en het andere te verbranden !

Befeft men nu wel, wat die zoogenaamde kieschheid, die gematigdheid dezer eeuw is, waarheen al die gewaagde fpitsvinnige uitlegkunde geleid heeft, dan zal men ligtelijk kunnen bevroeden, tot welke rampvolle uitkomden deze draffchuldige infchikkelijkheid brengen moet, en hoe gemakkelijk men de oorzaak kan ontdekken , dier droevige klagten van zoo vele Leeraren, dat zij geen nut dichten en geene aanwinst, hoegenaamd, voor de zaak van God doen. Hadden onze vaderen in de eerde dagen der opkomst van ons dierbaar Vaderland even eens gedacht, en, bij het doorbreken van «enen onzer dijken, moedeloos, bij dit gezigt, den A 5 droom