BESCHRIJVING VAN JAVA.

betreft, de olifanten zijn er even zoo min inheemsen als de kameelen, en alleen van de eerfte eenige weinige van elders overgebragt. Ezels en muilezels ontbreken er insgelijks, maar er is een ras van kleine, doch fterke en welgemaakte paarden, Koeijen, hoewel algemeen verfpreid, vindt men echter meest in de oostelijke en binnengevvesten: het nuttigfte dier bij den landbouw van Java, is de bufFd. Geiten , die klein van liuk vallen, zijn er talrijk, doch de insgelijks klein vallende knapen, zeldzaam.

Van de roofdieren komen er vóór verfcheidene tijgerfoorten, de jakhals, vele verfcheidenheden van wilde honden, en van andere wilde viervoetige dienen, de rhinoceros , de wilde Javaanfche os, het wilde zwijn, en het hert.

Men fchat de zoogdieren van Java op omtrent 50 foorten. Het meeste nadeel, dat de plantfoenen van de dieren lijden, wordt veroorzaakt door den rhinoceros, hoewel deze thans minder befchadigt dan in vroegere tijden, en door het wilde zwijn, om hetwelk evenwel te weren, men, onder andere middelen, een algemeen gebruik maakt van in urine gedoopte lappen, die, om de velden opgehangen, door hunnen ftank dit dier zullen affchrikken.

Van huisgevogelte heeft men er Turkfche hanen, en omtrent de verblijven der Europeërs ook ganzen* De eendvogel is er algemeen. Onder de roofvogels ontbreekt de arend, doch men vindt er eenige verfcheidenheden van valken, voorts uilen en aaskraaijen. In de groote bosfchen houden zich vele paauwen op. Men heeft er papegaaijen en duiven. De zwaluwen, welke de vooral in China als lekkernij geachte nesten leveren, houden zich bij menigten op in de rotfen langs de zuidkust, doch ook wel in de holen van bergen,

die veertig of meer mijlen lanciwaarts in liggen.

Het geheele getal van Javd's vogelfoorten fchijnt om de 200 te bedragen.

Vele kaaimans, die meer naar den nijlkrokodil gelij» ken dan de krokodil van den Ganges, of de alligator van Amerika, houden zich op langs Javas ffranden en in de voornaamlte rivieren. De Javanen eten zoo wel de eijeren van dezen, als van eene kleinere foort in de binnenwaters, die fomtijds de lengte van zeven of acht voeten krijgt. Onder verfcheidene foorten van B 5 ha-