*-0 ivïkolaas pedrosa.

komen, waarop eene verklaring onvermijdelijk zijn zou. De edele Brit nam, met eenen teeder medelijdenden blik, de hand des Spanjaards in de zijne, en trok hem op eenen ftoel naast zich neder. — „ Sennor Don ma„ ntjel ! zeide hij, „ik moet u een berigt mededee-

len, hetwelk mij te uwen opzigte vele bekommering „ baart. Ik heb grond, om te vermoeden, dat gij vijan. „ den in uw vaderland hebt, die op u loeren, om u, n bij uwe ian.iing, in hechtenis te doen nemen. Ter„ wijl ik u uit zeg verwacht ik van u, in mijne op„ regtheid en eerlijkheid zoo veel vertrouwen te ftel„ len. dat gijomtrent de nadere omftandigheden, waar„ op zich mijn gezegde grondt, geene vérdere verkla„ ring zult eiicrien," ,, Hemel en aarde!" riep de verbaasde Spanjaard, „ wie zijn deze vijanden, die ik te s, vreezen heb en waardoor i heb ik mij hunne vijand„ fchap berokkend ?" „ Dit eenige wil ik hier nog ,, bijvoegen," zeide de kapitein, „dat de groot-inqui,, fiteur de voornaamfte drrzelve is !" — De beste „ vriend, dien ik in Spanje heb?" riep de prefident uit, „mijn gezworen befchermer» de bevorderaar van ,, mijn geluk, — hij mijn vijand? onmogelijk!" <——> „ Goed, mijnheer!" hernam de kapitein, ,, indien ,, hetgeen, wat ik u zeg, geen geloof bij u vindt, „ zoo moet ik tot uw best wil, mijne magt zoo ver ,, uitftrekken dat ik mijn fchip tot uwe gevangenis „ maak, tot dat ik onzen gezant te Lisfabon gefproken „ en de noodige maatregelen voor uwe veiligheid geno-

men heb. Schort uw oordeel over deze fchijnbare „ hardheid op, tot dat ik terug kom." Nu ftond hij op en gaf den eerften luitenant het ftrengfte bevel, om den prefident aan boord te houden. Hij klom in de boot, om naar land te gaan, en liet den bekommerden Spanjaard, in diepe en ftomme befchouwingen gedompeld, achter.

De befpieders der inquifitie hadden eindelijk pedrosa in Lisfabon opgefpoord, en aldaar vernomen, dat hij aan boord van een Engelsch fregat was gegaan. Naauwelijks had derhalve onze kapitein in het hótel Buenos, Mfres zijnen intrek genomen, of een ftaatsbode overhandigde hem eenen brief, behelzende eenen eisch van het bureau van den eerften minister, om zekeren nikolaas pedrosa, eenen Spaanfchen onderdaan en misdadiger , uit te leveren, die uit de gevangenis der inqui-

fi-