IETS OVER. DE BERGWERKEN OF MIJNEN. IC?

welk hiï Rammel noemde, aan eenen boom, en jaagde in den omtrek aldaar; toen hij terug kwam, zag hij, dat het paard met den voet in de aarde gegraven en eenen loodsang ontbloot had, hetwelk aanleiding gaf, dat men op deze plaats, welke de edelman, naar den naam zijns paards, Rammelsberg noemde, een bergwerk aanlegde, waarin lood-, koper- en zilver-erts, 'Viïrieil en zwavel gevonden werd (£). Dat de zilvermijnen bij Lipka zeer oud moeten zijn, blijkt daaruit, dewijl reeds boIeslaus I, die van 93° tot 967 of 97? regeerde, deswege met Moravie krijg voerde (/> lot de ontdekking der mijnen in het ertsgebergte van Masfcn, zou het volgende gelegenheid hebben gegeven. Een voerman uit Goslar, met zout beladen, reed door dezen omtrek, en vond aldaar een ftuk erts, hetwelk rijk aan zilver was, en op den weg lag. Hij liet het toetfen, en daar men het voor goed zilver erkende, begaven zic'h eenige berglieden uit Zellerfeld derwaarts en legden, in het ja* 110*9, de bergwerken bij Frciberg aan r». De leimijnen in het Mansfeldfcbe, in welke lood, koper en zilver gevonden wordt, werden m 1199 ontdekt («•> De eerfte tinmijnen in Duitschland werden oraitreeks 1260 door eenen Engelfchen mijnwerker ontsonnen Co}, die uit ontevredenheid Engeland verSt enzich naar Duitschland begaf. De zilver , koperen loodmijneni te Balie, Schwatz en Rotenberg, in Tirol, ontdekten zich reeds in 1449 G0« De miin£n f Schneeberg moeten door eenen, met zijnen wagen rondreizenden kruidenier uit ZwkkaU ontdekt zijn geworden, welke in dien omtrek iets wits en geels in de aarde gag blinken, hetwelk hem aanleiding gaf, om m net iaar 1470 aldaar eene mijn aan te leggen (?) , waaraan nog verfcheidene lieden uit zijne Had deel namen (r). In het iaar 1482 was in Polen het bergwerk te IIdos in bloei O). De mijn op den Schrikberg bij Annaberg s werd

r« Univ. Lex. III. p. 1297. (O h «• cutters ffandk. der Deutfchen Staaten ,1758. P- »9- <>) U"^,L":

II! p. tig?. 00 Dezelfde, p. 1300. (0) Kurze Gejck de, Merkw Beseb, Entd. u. Erfind. von c. N. reïnhold. hii'jte Saml, 4""+ 6 os Univ. Lex- III. ƒ>• J300.

Zweite Auji, I7b5' p. 23. '.pi " c ,frj j-SJHl

(*) DtóeWe, 'p. 1298. (O muller's Annalen,

t. 01. co ü?öf«or« ^nu ^ i3°2.