de ONBEKENDE TE BRACHFELD. 13*

, Het fcheen bij haar reeds uitgemaakt te zijn, dat Fellner den eenen of anderen van hare talrijke aanbidders had ontmoet, van denzelven den roem van hare in- en uitwendige voortreffelijkheden had vernomen, en, daardoor in liefde ontftoken, het befluit had gevormd, om nader toe te treden, zijnen waren ftand te verbergen, en te beproeven, of hij, door zijnen perfoon, haar hart niet kon veroveren. Hare, buiten dat, dichterlijke verbeelding, reeds zoo lang alleen door herinneringen gevoed, en door gemis nog hooger gelpannen, ftelde haar weder gouden vooruitzigten voors__en zij beiloot, om den beminnelijken vreemdeling zijne moeite grootmoedig te verligten. Toen hij eenige dagen naderhand, na de eerfte kennismaking, een bezoek in haar huis afleide, werd hij ten fterkfte verzocht, om zijn bezoek dikwerf te herhalen.

Hij maakte, tot zeer groot genoegen van jeannette, bijna dagelijks gebruik van deze uitnoodigmg, en bewees haar den beleefdften en wellevendften eerbied. Het was haar ook, bij de ongeduldige levendigheid van haar karakter, niet zeer aangenaam, dat hij, zelfs als zij volftrekt geheel alleen waren, zijne volle fterkte van ziel bewaarde, en zich niet, door hare vriendelijke toegevendheid, verleiden liet, om zich zeiven te vergeten ; zij troostte zich echter, van den anderen kant, met de herdenking, dat juist diegenen van hare minnaars, welke het vaardigde en fchielijkfte in woorden en daden waren, de onbeftendigfte waren geweest. Zij befloot dus uit de zedigheid van fellner zijne beftendigheid in zijne oogmerken. — Eene beftendigheid, welke zij, federt eenigen tijd, veel hooger fchatte, daii toen zij zich in haren eerften bloei bevond.

Doch bij dit alles werd zij toch dikwijls door eene gedachte uit hare zoete droomerijen onzacht opgewekt, door de gedachte, dat fellner , niettegenftaande de > voor het tegendeel pleitende, gisfmgen, wel van eene zeer geringe geboorte, ja! zelfs wel een avonturier kon zijn, en dan wel tot haren minnaar , doch met tot haren echtgenoot gefchikt was. Doch fchielijk viel er zeer gelukkig iets voor, dat dezen twijfel geheel ea al wegnam. ' ,,,, ,.

De erfprins van bet land, in hetwelk Bracnfcld hgt, vond zich gedrongen, om den toeftand van zijne ftaten, Ia o'e