OP HET EILAND JAVA. I65

cn meermalen als doorkneed gebergte, zijn tegenwoordig niets dan een fijn (tof, welks oppervlakte allengs meer en meer begroeid, en hierdoor in eene ligte, doch zeer vruchtbare, aarde omgefchapen is, Steenen vindt men er niet dan op den grond der valleijen en aan den voet der bergen, en deze fteenen zijn flechts de half vergruisde overblijf'fels der uitbarftingen, namelijk lava's van eene matige dikte en van verfchillenden aard, of half verglaasde "ttofFen, of ftukken ptiimfteen. Hoewel deze bergen, bedekt met hoog geboomte, fterlc de vochtigheid van den dampkring aantrekken, en de regens op dezelve menigvuldig zijn, ziet men er echter zeer weinige en flechts geringe beken, omdat het regenwater, geene rotfen vindende, op welke het kan afdalen, dadelijk te veel in den fponsachtigen grond trekt, en zich eerst aan den voet der bergen verzamelt. Deze langzame doorzijging geeft waaifchjjnlijk ook het beftaan aan het meer Grati en aan de blaauwe fontein, als zijnde beide waters, die in geenerlei jaargetijde eenen merkbaren aanwas vertoonen, en daarom niet wel anders, dan door eene eenvormig werkende oorzaak kun* nen onderhouden worden.

Ik vertrok op den vierden van November van Pasfourouanq, verzeld van den radin smordio , een' broe'der van'den tomogon; ik hield mijn middagmaal te Pousfepo, een klein dorp, vier uren van Pasfourouang, op de lage heuvelrij van het gebergte. De huizen van dit dorp önderfcheiden zich reeds van die in de vlakte door eenen beteren bouwtrant; derzelver wanden beftaan uit wél aan elkander gevoegde plankjes van bamboes, hetwelk ook, gefplitst zijnde, gootsgewijze als onze panrkn, op de lage daken gelegd wordt. Een half uur verder dan Pousfepo komt men aan eene foort van waterleiding, die, mede van bamboes gemaakt, het water op meer dan drie uren afftands overbrengt. Dit vernuftig en al onze oplettendheid waardige hulpmiddel vindt men op deze bergen herhaalde malen aangewend , omdat er, gelijk ik gezegd heb, het water doorgaans fchaars is. Men neemt er gekloofde bamboespijpen toe, verbindt deze met hunne einden aan elkander, en plaatst deze op latwerk, welks hoogte afwisfelt naar de meerdere of mindere helling die er tot den afloop van het water vereischt wordt. Deze manier van waterleiding, hoe eenvoudig ook, heeft zekerlijk niet zonder het L 3 over-