23<S DE LIEFDE.

„ Gij hebt een uitmuntend woord gefproken," zeide de vader. „ Uw kinderlijk hart heeft u hetzelve be. kend gemaakt."

De vader zweeg eenige oogenblikken. Daarop vraagde hij den knaap: „hetgeen, war gij zoo even zeidet mijn lieve willem! is het verheven/Ie en allerbeste, wat een mensch denken kan en moet, en ook het natuurlijk. Jte. Het is voor den onbedorvenen mensch even zoo natuurlijk, als dat wij ons thans over den fchoonen morgen verheugen."

„ Want wat kan natuurlijker zijn, dan dat een kind aan zijnen vader denkt? En wat is nader aan het hart en aangenamer, dan het gevoel der liefde en der dankbaarheid? Zoo is voor den mensen de gedachte aan den hemelfchen Vader even zoo natuurlijk en zoo nabij, als voor het kind de gedachte aan zijne oudes. riet zou verfchrikkelijk zijn, als de mensch denzelven vergeten konde."

„ Dan zou hij als een dier zijn" — zeide WILLEM - „.Erger!" antwoordde de vaaer. „Want het dier kan zien niet tot hem verheffen. Zijn geheel wezen neigt zich, volgens zijne natuur, ter aarde neder, even

zoo als deszelfs hoofd zich naar de aarde buigt.

Doch de mensch moet zich zeiven verlagen, eer hij den hemelfchen Vader en zijne hooge waarde vergeten kan. Want zijne waarde beftaat daann, dat hij Gods ge-

„ Zie, willem! opdat dit niet gebeure, moet de mensch, als hij eene geheele week door gearbeid en zich met het aardfche bezig gehouden heeft, eenen'dag uitrusten en niet arbeiden. Dan moet het voor hem, op nieuw, regt duidelijk en begrijpelijk worden, dat hij niet voor de aarde, welke hij bebouwt, beftemd is maar dat hij eener voortrefelijkere wereld, toebehoort."

„ Opdat hij dit in de week, bij zijnen arbeid niet vergete, moet hij op eiken eerden dag der week gevoe- ' Jen, dat hij een kind en huisgenoot van den hemelfchen Vader is, en dat hij, als een Goddelijk kind en evenbeeld wandelen, en tot eenen Hemelfchen zich verhef, fen moet. De zondag roept, gelijk een profeet der ouaheid, den menfchen toe: „ heft uwe oogen om. hoog, en zie, wie al deze dingen gemaakt heeft."

,,, Zie, mijn kind! hiertoe moet de rust des zondags beftemd zijn.

Na