146 REDEVOERING

niet ruimte te kunnen afftappen; wij gaan dus over tot het tweede deel onzer taak» (enigs algemeens aanmerkingen namelijk,

B. i°. Eene eerfle aanmerking is deze: ,, dat de „, temperamenten, zoo als wij u van dezelve een tafe„ reel hebben opgehangen, d. i. op zich zelve, maar „ zelden voorkomen.''

Dit is eene aanmerking, die eenieder dadelijk in het oog moet vallen. Als men flechts een gezelfchap van tien of twaalf menfchen aandachtig gadeflaat, zal men naauwelijks van twee of drie hunner kunnen zeggen: ,9 dit is een phlegmaticus, dit een cholericus, in den „ volden zin des woords," De reden hiervan is, dat de meeste temperamenten gemengd voorkomen; het lust mij niet , van al de menigvuldige wijzen van vermenging,

door onderfcheidene fchrijvers opgegeven, hier te gewagen; och neen! mijne heeren! ik wil liever opregt zijn, en de waarheid volmondig bekennen ; in de leer der temperamenten is veel, maar nog niet alles gedaan! ook hier heeft de natuur hare duistere gangen, waar zij zich door geen verfpiedend oog laat achterhalen, er komen ons van tijd tot tijd verfchijnfclen voor, welke maar gansch niet naar het aangenomen llelfel zich verklaren laten, en wat doet men dan, dan neemt men een* mooiklinkenden naam aan, en denkt daarmede de zaak te hebben gewonnen! — b. v., men fpreekt van het temperament urn, fanguinea-mclancholicum, maar wie, die flechts het minde nadenken gebruikt, merkt niet, dat het een het ander wegneemt: och ! waarom dus ons zelve en anderen bedrogen? De natuur is het gefluijerde beeld, wee hem! die haren heiligen fluijer met woeste handen verfcheurt, de vertoornde Godin ftraft den vermetelen man daarvoor met eene geheele blindheid. — Intusfchen fchijnen de twee volgende vermengingen, fanguineo -phlegmatisch en chohrico-pklegmffistk, minder tegenltrijdigheid in zich te bevatten, ?n ook nog wel de meest algemeene vermengingen oo* der onze natie te zijn; de eerde foort van menfchen is over het algemeen vrij aangenaam in de zamcnleving* tn de laatfte voor dezelve zeer nuttig,