"47$ REDEVOERING DER SCYTISCHE GEZANTEN

"Hevig en vast, of het heeft zelfs van het zwakke gevaar en nadeel te vreezen. Wat hebben wij ons met u te bemoeijeu? Nimmer hebben wij de voeten op uw. ■ land gezet. Mogen zij, the de uitgeftrektfle bosfchen bewonen, niet onkundig blijven wie gij zijt, en vanwaar gij komt? Niemand kunnen wij dienen; maar wij zoeken ook niet om over iemand te heerfchen.

De giften, ons gefchonken, opdat gij weten rooogt wie de Scythen zijn, bedaan in een koppel osfen, tenen ploeg, in pijlen en eene drinkfchaal. Van deze gefchenken bedienen wij ons met onze vrienden, en gebruiken hen tegen onze vijanden. Aan onze vrienden yereeren wij de veldvruchten, door der runderen arbeid Verkregen, en in de drinkfchaal plengen wij met hen den wijn ter eere der goden. Onze vijanden-vatfefi wij van verre met den pijl, en van nabij met de werpfpies aan. Zoo hebben wij den koning van Syrië, en naderhand dien der Perzen en Meden overwonnen, en de weg, tot zelfs in Egypte toe, heeft ons open gedaan.

Maar gij, die u beroemen durft, dat het oogmerk uwer komst in de roovers te vervolgen gelegen is, gij zelf zijt de grootde roover van al de volkeren, tot welke gij gekomen zijt.' Gij hebt Lydiê genomen, Syrië[ bemagtigd, gij bezit ferzic ," dé Bactrianen zijn in uwe magt, gij hebt het op de Indianen gemunt, $n nu ook durft gij uwe gierige en onbeftendige handen naar ons vee uitdeken. Wat behoeft gij rijkdommen, welke u noodzaken om honger te lijden? Het eerst van allen hebt gij u door volle verzadiging den honger op den hals gehaald, opdat, hoe meer gij hebt, gij des te heviger, hetgeen, wat gij mist, begeeren zoudt, Is het u vergeten, hoelang gij om Bactra hangen bleeft? Terwijl gij hen te onder brengt, beginnende Spgdianers wederom op nieuw te oorlogen. De oorlog wordt u uit de overwinning geboren. Want hoewel gij grooter en derker dan iemand anders zijt, wil echter niemand eenen vreemden heer verdragen. Trek flechts den Tanah over, gij zult dan weten, hoe ver de Scythen, welke gij nooit inhalen kunt, zich uitdrekken. Onze armoede zal fnelier dan uw leger zijn, dat den roof van zoo vele volkeren met zich voeren moet. Wanneer gij ons ver van u verwijderd waant, zult gij pus in uw leger zien, want met dezelfde fnelheid vervolgen en vlugten wij.

De