304 bij beschaafde lieden heerschen ook n0ö

Mevr. W. Ja, als ik maar kon gelooven, dat dé Koepokken geene andere kwalen in het menfchelijk geitel bragten , dan zou ik zeggen, men kan het ligt beproeven; krijgt ons lief kind dan na de Koepokken de kinderziekte nog, dan zou ik denken, welnu, wij hebben gedaan gelijk duizend anderen. Zonde is het toch niet, want ik ken zoo vele brave menfchen, die hunne kinderen laten vaccineren.

De heer W. Ja, naatje! wij moesten toch, hoe eer hoe liever, doctor maar eens over ons kind fpreken, want ik heb wel eens gehoord, dat al krijgen zij de kinderziekte, na het vaccineren, dat die dan toch zoo heel kwaadaardig niet is.

Juffer S. O, neen; mijn nichtje is al weêr bijna volkomen herfteld, en het is nog maar de tiende dag, dat zij ziek geworden is. doctor verzekert ook, dat het volftrekt geene echte kinderziekte is, en moeder, die zelve de natuurlijke kinderziekte in hare jeugd <*e« had heeft, gelooft het ook niet. '

Dom. Neen, lieve juffer! het is ook geene kinderziekte; wij kennen meer dan één uitflag, hetwelk daar flerk naar gelijkt, en dat de oppervlakkige befchouwers doet dwalen; doch kundige geneesheeren weten het beter; en waarom zouden deze menfchen ons toch misleiden? zij hebben immers bij het voorftaan der vaccine volftrekt geen eigenbelang? integendeel, zij hebben voorzeker meer voordeels bij het behandelen van eene langdurige kinderziekte, dan wanneer zij aan de gevaccmeerden Hechts eenige bezoeken geven. Maar ik bid u, mijne vrienden! (tegen den heer en mevrouw W ) om de hefde voor uw onfchuldig kind, om de rust van uw geweten, bid ik u , maakt gebruik van eene weldaad, welke de Goddelijke Voorzienigheid u aanbiedt, en die gn niet kunt, niet moogt verfmaden. God, onze hemellche Vader, fchonk ons verftandelijke vermogens om voor ons eigen behoud te zorgen, ook doet zijne Voorzienigheid ons de middelen daartoe ontdekken; tegen honger en dorst vinden wij fpijs en drank; tegen de guurheid van de lucht, bereiden wij ons kleedèren en woningen; tegen krankheden, die door de omftandighedeni, waann wij ons bevinden, veroorzaakt worden, hebben, of ontdekken wij geneesmiddelen. Maar wee ons ! wanneer wij de hand der Voorzienigheid , welke ons deze artfenijen aanbiedt, ondankbaar van ons ftoo-

ten.