\

OVER DE VERSPREIDlNÖ DER HONIGBIJEN» 357

Java, en op de bergen van Cochinchina, in Indoflan, en zoo het fchijnt ook in Japan, terwijl verfcheiJene zuid-westelijke landen van dit werelddeel, en inzon, derheid ook eenige bergen, als de Libanon en de Kaukafus,. deels veel, deels voortrcffelijken honig opleveren. .

Of er in Amerika honigbijen geweest zijn, vóór dat er Europeërs in dat werelddeel gekomen zijn, _ fchijnt nog niet geheel bellist. Zimmermann wil, in zijn Tafchenbuch der Reiftn, de vraag ontkennend beantwoord hebben, op grond van hetgeen, wat de reiziger 'Kalm in Noord' Amerika vernomen had. Volgens het berigt namelijk van dezen reiziger, verklaarden de Wilden , dat hunne ouders nooit bijen gezien hadden, zoo min in de bosfchen als ergens anders, vóór dat de Europeërs onder hen gevestigd geweest waren. „ Ook hebben zij er," voegt" kalm er bij, „ geenen anderen Haam voor, dan dien van Engelfche vliegen."

Zulk eene getuigenis der Wilden dunkt ons zekerlijk meer afdoende voor het daaruit opgemaakte beöuit van Zimmermann , dan zeker berigt van bartram , voor het tegenovergeltelde gevoelen. Laatstgenoemde reiziger verwonderde zich, van de handelaars te hooren, dat er geene bijen in West-Florida waren, omdat dezelve Zoo talrijk waren langs het oostelijke vaste land, van Nieuw -Schotland tot Oost - Florida, zelfs in de wilde bosfchen, dat de inwoners in het algemeen geloofden, dat zij van dit vaste land afkomftig zijn. (*)

Wat men intusfchen van de herkomst der bijen in Amerika te houden hebbe, men vindt dezelve thans wijd en zijd door dit werelddeel verlpreid, met uitfluiting namelijk van die landen, gelijk kalm van Kanada berigr, welke haar te koud vallen. Het geboomte in Venezuela is er, volgens nieuwere berigten, vol van. Dampier heeft dezelve op de landengte van Panama, ftiocQUET aan de rivier Cayenne, ma we in Brazilië* ^n nog andere reizigers hebben dezelve in Chili en in Peru gevonden. Uit zekere landflreek van het laatstgenoemde gewest wordt zelfs honig naar elders vervoerd.

Doch

(*) Echter meenen wij, 5n het later uitgekomen Werk van 5jiMMERMAKN> de Aarde en hare Bewoners, gelezen te hebben, "st er in de zuideüjke Staten geene bijen zijn zouden. Z 3