454 de aar dsc he wandel der nederigheid.

Abel en enoch, die regtvaatÜgen; bereikten ,> xtt^ vroegtijdig aan den fpottenden hoogmoed ontrukt, doel en de kroon der nederigheid. De wrekende vioeoi, welke de trotschheid verflond, droeg de ark van oei geloovigen noach. , .

In het ftille bosch van Mamre ontftond een, o°01 nederigheid gefticht en door den Heer zeiven bezocht, nieuw Eden. Abraham, de Godsman, gaat m W» kracht, met het offerzwaard in de hand, met den een geborenen zoon naar Moria. Hij trekt het zwaard, <•» zijn zoon beeft; in de verte beltraalt hem de groote das des Heeren en deszelfs belofte. Bewoners de» hemels naderen zijne hut, en wandelen in het boscnSodom en Gomorra, die trotfche deden, worden dooi de vlammen des Heeren verteerd.

IsRAëL, de pelgrim en ftrijder, vindt eindelijk rusi voor zijne ziel; de nederigneid heldert zijne ziel op» hij ziet het heil, en zijn verhoogde zoon [jozef] druP hem de brekende oogen toe.

De nederigheid van jozef, door fmaad en hoon» door kerker en boeijen gelouterd, werd voor gebrek' lijdende volken troost en zegen. .

£n daar, waar de trotschheid in fchitterende paie> zen den geefel zwaait, omrukt de Heer een, bij den afgrond weenend, wichtje, tot eenen redder der ellen' digen. Terwijl de legerfchaar des trotschaards ais looa in de golven verzinkt, voert de nederigheid hun hoop] door de eerbiedvolle baren der zee. , Zij verhoogt het hoofd van den man, die met Go'' volk veel liever fmaad en ongemakken wilde lijden, da de genieting der zonde. Hij toog met het leger de onderdrukten, en de Heer ging vóór in de wolk- ƒ vuurkolom. Terwijl de Heer uit donkere donderwede _ tot hem fpreekt, omftraalt een hemelfche glans »c aangezigt van den nederigen. f.

Maar de euvelmoed der afvalligen en oproerigen ve andert den weg tot geluk in eindelooze woestenijen; blind door fnood eigenbelang, dwalen zij rond, ^ die flaven der aarde zijn, en geen der verdwaasd aanfehouwt het land der belofte. „

Kanadn, klein Kanadn! u had de Heer ver*o> tot eene naauwe, beperkte woonplaats der verini nederigheid. Ach! ook gij vergeet den Heere, en Js ïjedert u zeiven door trotschheid tot flaven deraarae- ^