IN EENEN GOEDEN LEERAAR V. D. CHRISTEL. GODSD. 53S

8. II- K», maar ook zelfs denzelven, als hij wegens de belijdenis van denzelven vervolgingen en tegenfpoeden moet ondergaan, belijden, en zich met lchamen, om deszelfs levendige beeldtenis, als ware het, in zijn geheel leven om te dragen, 1 tim. IV: 10, a tim. 11 j. 3., UI: ij,* IV:.5» TT n

Doch hij moet niet alleen den diepften eerbied voor den Godsdienst bezitten, maar hij moet ook de ware en Goddelijke uitfpraken van denzelven anderen overleveren, t tim. IV: 16, en wel moet ha den regten weg, gelijk zulks zijn pligt is, bewandelen, het woord regfVmjdende, a tim. II: «• * Seene andere zaken behandelende met geene andere leer, 1 tim. li 3., V?.aDf of n?et andere vreemde dingen , welke tot de Christelijke leer niet behooren, zich bezighoudende, of eenig"ermaak in dezelve fcheppende. Hu onderwijze vooral dat groote leerftuk, waardoor de Cnnstelijke leer zich van andere onderfcheidt, dat jezus Christus, als een gezant, *^J*JM™gezotfM zij, welke waarheid of leerltuk hij onder het geheel gebouw der leer moet leggen als eenen grondflag, l tim. III: 15, 16. (tot deze plaats keert paulus altijd, als ware het, terug): door derzelver kracht, gewW en belangrijkheid aan te toonen , moet hij de hartender n.enfcnen aftrekken van de ijdele en dwa« ve dichtfekn, . tim. IV: I. volgg en. elders. Zal hg 2 t behoorlijk en met vrucht verrig.en , dan moet Inj niet alleen begaafd zijn met die opregtheid en openhar. tigbeid der ziel, welke niets dan waarheid tpreekt, zonder iemand te vleijen, en dus ba gehoor met van de waarheid afwendt, 2 tim. IV: 4.; ««hB^t ook met eene zekere vaardigheid en S^^elykhe.d, om datgene wat hij weet, wel voor te ftellen en anaem aatgene, wai uy * . bekwaam

ren mede te deelen, begaafd zijn, htj woe zijn om te heren, 1 tim- 1"= a tim. u. 34., hij moet magtig zijn, beide om te "W^JZ-* gezonde leer, en om de tegenfprekers ^lf^n Tit. I: o.i hier moet hij zich op toeleg ge n,er »° ™£ harden Sn dag en nacht hetzelve overdenkende^ zen en betrachten, 1 tim. IV :.«3-»J; opdat het niet zou fchijnen, dat hu z«n ambt ten volle volbrenee door anderen de Christelijke leer m.de te deelen, zoo moe hij denken, dat het het voornaamfte ftuk van'zynen pligt is, om door ztjne pogingen de zeden