BIJ DE UITREIKING VAN EERETEEKENEN. 585

Wie vermeet zich de voordeden te berekenen, die de betrachting der liefde aan de maatfchappijaan de zamenleviug der menfchen, geeft? — dok'wij gevoelen, erkennen dankbaar hare zegeningen in ons nildaen. — Aan haar toch hebben wij het te danken,dat onder ons de naakte wordt gekleed, de hongerige gefpijst, de arme verzorgd, de ongelukkige geholpen. ~ Aan haar zijn wij verfchüldigd de zorg voor de befchaving, voor de verlichting, voor de verbetering der menfchen, voor de opvoeding onzer kinderen. — Aan haar zijn wij Verpligt zoo vele billijke wetten, zoo vele regtmattgc bepalingen , die ons het goede doen genieten, welvaart en voorfpoed alom verfpreiden , den zegen en het geluk van het nagedacht beloven. —

. Liefde, — wie kan hare zegeningen, naar waarde, roemen? Zij is het, die de maatfehappijen doet ontdaan, haar fchraagt, haar onderhoud:, befchermt. Zij is hare eer, haar roem, haar deun. Zij geeft vaster grond, dan alle menfchelijke wetten, alle menfchelijke zorgen, alle aienfchdijke bepalingen,zonder haar, immer geven kunnen Zij fchenkt meerder welvaart, dicht grooter goed, dan het weldadigst beduur, de beste verordeningen bewerken kunnen. —

. Liefde, — zonder haar kan geen volk bedaan,,'is etgeen zegen voor het land. — Verbeeldt u eene' 'Maat. fchapp'y', vyaar men deze deugd niet kent; waar Liefde de leden niet onderling vereenigt; waar elk Hechts leeft voor zich zeiven, elk Hechts zorgt voor zich zeiven, elk flechts het voordeel van zich zeiver. berekent; waar eigenbaat alleen de drijfveer van de daden is f — Ach ! te vergeefs fprekeiï wetten; te vergeefs dreigen drafren; te vergeefs zijn opwekkingen tot pligt, vermaningen tot het goede. Daar kent men geen ragt , geene orde, geene zedelijkheid, geene deugd. Daar is de rust, de veiligheid verloren!-— Zij nadert haar verderf. Zij verweest zich zelve. —

Maar daar, waar liefde de menfchen verbindt, de harten vereenigt; de ziel bebeerscht; het begihfel, het doel der daden is; daar, waar niémand vraagt: wie is mij het naaste? maar: wie is mensch? Waar kan ik hulp, waar raad , waar blijdfehap geven? Waar kan ik Juichende monden, vrolijke harten fcheppen ? Waar elk voor anderen leeft, voor anderen zorgt: O ! hoe fchoon , hoe zalig is zulk eene maatfchappij! hoe gelukkig zijn «Hen, die tot haar behooren, onder hare befcherming Oo 5 ftaaiij