BIJ DE UITREIKING VAN EERETEEKENEN, 589

zen lof! — Gij deedt aan de_ menschheid wél.» Zij heeft uwe daden opgemerkt. Zij wil uwe deugd, uwe liefde, uwen moed erkennen.

{Hier trad, onder de uitvoering van een Muzijkftuk, de fpreker af ter uitreiking der eereteekenai, en ver' volgde aldus zijne rede:)

Ontvangt, edelmoedige Jongelingen ! de bewijzen, dat de menschheid het goede opmerkt, en daar, waar zij het goede ontdekt, erkennen wil — Dit zilver is verfierd met uwe namen. Dit fchrift getuigt van uwe daden. -— Eene Maatfchappij, die gij misfchien, tot heden, in haren aard, in haar doel, in haar werk, niet kendet; de edelfte Maatfchappij, die immer beftond, juist aan hare fpreuk beantwoordt, en algemeen nut bevorderen, verfpreiden wil; — deze Maatfchappij heeft beide voor u beftemd. Het is in haren naam, dat ik u dit geven moet; en hec is met gevoel van mijn hart, dat ik dezen last volbreng. Beide hebt gij verdiend. Beide vermelden uwen lof. Beide bewaren u en ons, dat immer uwe daden vergeten worden. QHier werden de eereteekeuen overhandigd.')

Befchoiivvt intuslchen, hetgeen, wat gij daar ontvingt, geenszins als eene belooning! Neen! het leven te wagen, om het teven van anderen te redden, — dat is te groot voor menfchelijke beiooning. Gij hebt uw loon bij God. Gij hebt het loon in 11 zelve» — Dit oogenblik; de blijde toejuiching van uw geweten; het aanfehonwen dezer kinderen; die thans, zonder u, zouden zwijgen in het graf; de dankbare tranen; de verheugde blik der ouders; de ftille goedkeuring van allen, die nu op tt zien; — dit, immers dit is grooter,- is zaliger belooning, dan dit zilver, dat met uwe namen pronkt; dan dit fchrift, dat uwen lof vermeldt?

Merkt dus, hetgeen, wat gij ontvangt, niet als belooning aan, maar als teekenen van eer; als de onloochenbare bewijzen, dat de menschheid nog in het goede belang fielt, nog het goede wil, en zoo veel zij kan, bevordert. — Deze gefchenken worden u gegeven, ja! om uwe daden te erkennen, maar ook, om u, in zulke edele gevoelens, te verderken. Zij moeten u aanmoedigen om voort te gaan op den weg der deugd.

Befchouwt dit fchrift en dezen penning dikwijls. Dit zal u altijd aangenaam uwe daden herinneren; maar

ook