594 0veft- de verdiensten onzer. landgenooten

over eenige min algemeen bekende verdiensten ■ onzer landgenooten in de zoogenaamde stellige wetenschappen of SCIENCES EXACTES.

j*~TV onderftaande vlugtige herinneringen zijn in de V_U Franfche taal oorfpronkelijk gefchreven, door een' Hollander, in Mei 1811, en overgegeven aan den infpecteur generaal der Keizerl. UniVerfiteit. Zij zijn binnen Hechts weinige uren, die hein vergund werden ten papiere gefield, om een meer of min driftig antwoord te regtvaardigen, hetwelk hij zich niet had kunnen ont« houden, van te geven op een herhaald, hoezeer met loftuitingen over onze klasfifche geleerdheid aangezoet, verwijt, hetwelk een dier heeren aan onze natie deed van misgcdceld te zijn in verdienjien omtrent de scien'

ces exactes. Dit ftuk is in 1811, aan eenige

thans nog levende bekende en geachte Nederlandfche mannen dadelijk medegedeeld.]

Het is eene door de ervaring der eeuwen geleerde, en door de eenrtemmige uitfpraken der gefchiedvorfchers bevestigde waarneming, dat de koophandel en zeevaart, en vooral eene redelijke vrijheid, de ifandvastige befchermfters der nuttige wetenfchappen en fraaije kuniten zijn. Waar de eerden zich begeven hebben, daarhenen begeven zich doorgaans ook de laatften eene veilige haven en fchuilplaats zoekende , alwaar zij bloeijen en meerderen aanwas bekomen. Het is niet moeijelijk, dit met vele voorbeelden te ftaven. — Zii, die de voortreffelijke, voor eenige jaren in het liciiC gebragte, Parallelen der Atheenfche, Romeinfche en Bataaffche gemeenebesten hebben gelezen, welke het puik der Nederlandfche geleerden, huig de groot, eertijds gefchreven had, en door welker uitgave een der aanzienhjkfte onder de thans levende (*) Nederlandfche letterminnaars, de heer meerman van dalem »

zoo*

(*) Alzoo dit (tukje in Mei 1811 gefchreven is, wordt et van den heer meerman, als nog levende, gefproken.