PROEVE EENER. VERKLARING VAN LUK. XVII: 10. 629

wen, of het vee te weiden (?) „ Wie uwerzegt jezus, „ zal tot zijnen geringften lijfeigenen, wanneer hij 's avonds uit het veld of van den akker „ komt, terftond. zeggen: nu kom bij, zit aan." Ttx^m civu-xtiTi (f). „"ga binnen en zet u aan eenen goeden maaltijd. Zal hij niet veeleer hem gebieden, maak mij de fpijs gereed." Dit toch, volgens 2 Kon. IV: 38 > was hun werk. Zulk een dienstknecht kan immers, wanneer hij 's avonds terug komt, zijn werk niet als afgedaan befchouwen; heeft de heer niet het regt, weder werk van hem te vorderen; kan hij hem niet op nieuw gebieden, de fpijs voor hem gereed te maken, en hem bij den maaltijd op te pasfen; en wanneer zulks gefchied zal zijn, kan hij dan niet zeggen, wanneer hij zal gegeten en gedronken hebben, „ eet cn drink gij daarna?" Wat oordeelt gij, is de heer aan zijnen lijfeigenen, omdat hij den gebeden dag gearbeid, en de dagelijks gezette taak volbragt heeft, daarom zulk eenen bij zonderen dank verfchuldigd; verdient dit zulk eene bijzondere. erkentenis; heeft de knecht, die gedaan heeft, hetgeen hem bevolen was, zich op zulk eene uitflekende wijze aan zijnen heer verbonden ? Ik oordeel^ zegt jezus, dat zulks op zulk eene bijzondere wijze niet behoeft beloond te worden; (§) en

het-

(*) huXov iyuv ugHTfiavrci ») mtfAxivovrx. In omnibus fere Linguis Participia fubjiantivorum loco poni natum est: Mc. pro SüvAoi/ a-OTgiQv n mi^xtm.

(t) *HêA^wv <*,wxt& 1 lntrcl et Wtitmèe. In aliis libris legitur ewanttorou, in allis <x.vx7ri<rov. Festis folennibus Dominos Servis epulos inflitüisfe, ut her lis laetitiae participes fier ent, cogitur ex Deut. XII: 17, 18. f XVI- 11, ia. — met^Xt^cu non hie praterire vel tranfire fignificat, fed est idem ac JLurnvou intrare% binnengaan hintingehen. Xen. Qyopied II. p*. 36. accedere» gradiri. Iheophr. Chqrr, 21, 3. (C/4. a6 , I. Sect. -xoqvèw in hac et fimtli orationis j'erie facpiifime redundat.

(§) Christi ficepus at, ut unumquenque de inpotentia fua graviter admoneat, et ad modeste de fe cora Deo fentiendum impellat. Wolff Cur. Phil ad h. I.

Sic Modestus Micio ille Terentianus

Eg» in Macre nihil reperio, quant ob rem laudem tantopere, lltgio.

Rr 3 Meum