$$a PROEVE EENER VERKLARING VAN LUK. XVII: 10.

hetgeen hier vooral in aanmerking komt, dat die beloo»

•ring het naauwelijks volbragte dagwerk tcrjiond moet volgen. —— De trek toch ftaat er niet te vergeefs, ,, zal de heer terftond tot zijnen dienstknecht zeggen; „ kom bij en zit aan."" Lijfeigenen hadden toegang iot de gast malen van hunnen heer. Deut. XVI: II, 12.

Zulke dienstknechten zijt gijl. (*> — Zij behoorden immers geheel aan jezus toe. Tot dat einde hadden ;Zij, om in zijn gevolg te worden opgenomen, van hunnen kant ook alles verlaten, en zich geheel aan zijn onderwijs en opleiding toegewijd. Alles wat zij ihans waren, zulks waren zij alleen door Hem, den grootfien en besten der Meesteren: in die betrekking hingen zij alleen van jezus af; hunne tegenwoordige vorming, en alles wat zij worden moesten, hunne toekomftige beiïemming, moester) zij doorhem erlangen.—" yflzitQ ook gij, de rede is hier afgebroken, welke op verfchillende wijze kan worden aangevuld, Jezus had gezegd; m ïisua, en zegt, vers 10: ovru xxi vun; ■<-» fixavyfis — —• XgytTU Sic vos arbitrantcs — dicite. Gij (lie op dezelfde wijze moet oordeclen, zegget: ,, wij ,, zijn onnutte dienstknechten, want" — — o« fovAai

pt%?HQI iftAiV. OTl 6 ld$itAO[AiV 7lOiV,<TCil , 5I"êT0i>)K«/MSl', De Ver«

taler fcheen het niet regt met zich zeiven eens, waar hij art zoude venalen. Hij heeft het eerde on onver» taak! gelaten, terwijl het laatfte hier geheel overtollig is. Het is meer dan waarfchijnlijk, dat de affchrijver, het eerfte on voor zich hebbende, het laatfte, hoewel piet naauvvkeurig, heeft ingevoegd. Hoe zwak is hier

toch

JHeum officium Lucio. Adelph. L. V, 3 , té

Tantopere vim adverbia'em obtinet; Significatnimhtm. Donatus.

Sic Charino refpondet Pampkylus

Ego, Charine neutiquam officium liheri hominis esfe puto, Cum is nihil promereat, postulare ia gratiae adponi fibi-

Empkafis est in pronomine id.; Valet vero id, gratia adponi,

tantillum beneficium imputari. And II, \. R. 30, 31.

Edit. Westerhof Si quid amicum er ga bene fieci, aut confului fideliter. IVon video meruisfie laudem, culpa caruifie arbitror. Plautus

in Ti in. V, 2, 4,

C*} Hebraorum Magiftri etiam dicebant iovfou; l et hi fier?}, lis quadam prastare debebant. Schaetgen. Hor. Hebr.