PROEVE EENER VERKLARING VAN LUK. XVII: 10.

trof, 'fcheen dezelve zich niet verder dan die van johannes uit te ftrekken. Het verflag, hetwelk markus, H. VI: 30. en lukas, H. IX: ro. in hunne berigten hebben opgeteekend, hetwelk zij aan jezus deden, van hetgeen zij gedaan en geleerd hadden, doet ons van deze hunne eerfte proeve geene ongunftige denkbeelden opvatten. De wijze, waarop deze hiervan gewagen, de eernaam van Apostelen, welken volgens beide fchrijvers, hun jezus gaf, daar het oogmerk van deze eerfte zending was, om hun uit eigene ondervinding te leeren, wat een Apostel ware, geeft ons van deze eerfte proeve, zoo geene hooge, ten minfte goede gedachten. De Heer, die zich immers zoo veel moeite gegeven had, om deze jongeren, welke in hunnen nieuwen kring, afgezonderd van de leiding van hunnen grooten Meester, welken zij naauwelijks konden misfen, zouden werkzaam zijn, door het geven van de uitvoerigfte regelen van levenswijsheid, tot deze reize toe te lusten, fchijnt dit verflag met goedertierenheid te heb-,

ben aangehoord. Wie toch kende hen beter, en

wie paarde met deze kennis grootere toegevendheid, dan jezus, terwijl wij toch altijd moeten in het oog houden, dat aan deze dienstknechten het hooger onderwijs door den Heiligen Geest nog niet gegeven was, hetwelk zij eerst na de verheerlijking van hunnen Meester zouden ontvangen, waarom ook Jezus dat uitgeflrekte nut van hunne pogingen niet konde verwachten. Wanneer wij op den inhoud van het door lokas geitelde, vers 7—10, zien, dan wordt van het volbrengen van iets gefproken, hetwelk als eene gezette taak, ra, harocx^v ro, aan hen was toevertrouwd; in de teeJcening van het beeld fpreekt jezus van een' dienstknecht, die gedaan had, hetgeen hem bevolen was om te doen, en de toepasfing wordt naar de letter zelve op zijne leerlingen gemaakt. De voorftelling van zulk eenen dienstknecht , die de hem gezette taak ijverig en getrouw heeft volbragt; en met derzelver volbrenging zoo zeer ingenomen is, dat hij hiervoor hoogen dank, of eene groote belooning bij zijnen heer hoopt 5n te oogften, geeft jezus zijnen leerlingen ter eigene beproeving over. Zien wij dus terug op hetgeen, wat door hen verrigt was, en op de verwachting der groote belooningen, welke petrus in aller naam, volgens matth. XIX: 37., niet onduidelijk aan den dag legt,

wel-