in de zoogenaamde stellige wetenschappen. 6$$

arm zijn, zoo verre beneden andere volken moeten ge» field worden, als men zulks wil doen voorkomen.

Er is misfchien geene zaak, die de meetkundigen van onzen tijd meer heeft bezig gehouden, dan de meting van den Meridiaan, ten einde den omtrek van de aarde te kunnen berekenen.

Welnu, willebrord snellius , hoogleeraar der wiskunde te Leyden3 en de fterrekundige blaauvv, hebben in 1617, de eerfte juiste thans bekende bepaling daarvan opgegeven: de Engelschman richard norwood, deed wel zijn best om de juistheid der berekeningen van snellius en blaauw in twijfel te trekken, doch te vergeefs; en de heer la lande (*), een bevoegd regter, zoo ik meen, erkent dat de maat van blaauw en snellius van de volkomenfte naauwkeurigheid is, m dit (zoo fchrïjft die groote geleerde) hebben . ook de wiskundigen van onze dagen moeten toejiemmen. Deze zelfde snellius heeft zich ook in de Optica zeer verdienftelijk gemaakt en vele dwalingen van repler aangetoond, gelijk hij, zoo al niet het eerst, ten minfte veel vroeger dan cartesius , de wet der refractie of ftraalbreking ontdekte en betoogde.

Het is algemeen bekend, welke fchoone ontdekkingen de beroemde mannen, grav, leeuwenhoek, wilson, baker, en andere, met het mikroskoop gedaan hebben; de verdienften van leeuwenhoek zijn te veel het onderwerp van der menfehen fchier dagelijkfche bewondering, dan dat ik bij dezelve nader zou behoeven ftil te Itaan. Maar het werktuig, door welks behulp hij die ontdekkingen deed, wiens uitvinding was dat? Een groot aantal ftemmen, in een goed gedeelte van Europa, geeft e"r de eer van aan fontana, die niet alleen de teleskopen zegt uitgevonden te hebben, maar ook in 1646 openlijk beweerde, dat hij 28 jaren te voren, dus in 1618, de mikroskopen zou uitgevonden hebben. Maar niet fontana, neen, corne-

lis drebbel is de uitvinder van dit nuttig werktuig, gelijk wij ook aan dezen den thermometer te danken hebben. Zoodat deze Nederlander twee van de nuttigde werktuigen der phyfwa heeft daargefteld, hetwelk inderdaad geene geringe eer is; en toch was drebbel geen geleerde, hij had eenen geest van waarneming en

• op-

(*) Ocur. Tom. 3. P- 234.