vreugde en smart; op db feestdag. 707

gij den fleute! niet genomen zonder Diadesté te zeg. .,, gen?" Nu ftond de goede man als verfteend vóórhaar, en liet zijne armen loodregt nedervallen. „ Ja,

gij hebt het gewonnen," zeide hij, ,,maar vrouwtje! ,, gij badt mij deze ergernis kunnen befparen." Hij gaf hierop geduldig den fleutel en de weddenfchap over. Toen hij weder uit de tent was, deed de vrouw den halfdooden filozoof te voorfchijn komen. ,, Diep ge. „ leerde, wijze heer!" zeide zij lagchend , „ ga nu ge-

rust'uwen weg; maar vergeet nimmer ook dit (tukje

in uw boek eene plaats te verkenen."

vreugde en smart; of de feestdag.

(Door C. A. v. D.)

Wijfje! wijfje! het gaat dan maar eens regt vrolijk toe , bij onzen Dominé. In de achterkamer —. „ men kan het in den hof zien — is het zoo licht, ,, alsof er honderd kaarfen brandden, en ik geloof, dat er al heel veel volk is." Met deze woorden kwam de goede jakob zijne hut in; en men kon het hem aanzien , dat de vreugde van den beminden Leeraar ook de zijne was.

,, Dat geloof ik wél" — viel hem zijne vrouw in — ,j dat geloof ik wél, het is vandaag juist twee jaar ge-

leden, dat hij getrouwd is. Al voor veertien dagen ,, heeft peters grietje mij verteld, dat "de jufvrouw „ het zoo heel druk had, met alle toebereidfelen te

maken; maar het moest heel (lil toegaan; zij wilde „Dominé, die er niet op fcheen te denken, verrasten."

jakob• Wel ja! die dat gelooven kon! Dominé zal hein raaar zoo gehouden hebben, om haar te plijiieren. Hij zoü er niet op gedacht hebben! neen, dan moest hij zulk een' engel van een wijfje niet hebben.

De Vrouw. Wel heden, vader! wij leven toch ook goed met elkander, en wanneer denkt gij daaraan? altijd moet ik er juist van ophalen, anders . . . .

jakob. Dominé is twee, wij zijn dertig jaren getrouwd , dat maakt nog al een weinigje onderfcheid, s niet