MENGELSTUKREN.

wandeling naar het graf van mijnen vader.

Aan mijnen Vriend g.... w.....

Niet lang geleden bezocht ik mijne geboorteplaats, welke", gelijk gij weer, verfcheidene uren van hier

Verwijderd ligt, Ik had mijnen geboortegrond in

vele jaren niet betreden. Ik had , door de ongelukkige tijdsomftandigheden gedwongen, ver van denzelven Verwijderd, geleefd. Thans leef ik weêr digter bij denzelven, en ik gevoel ook thans, dat het altijd voor ons eene aangename gewaarwording is, wanneer men denken kan: tegenwoordig ben ik digter bij mijnen geboortegrond. —l— Doch laat mij u mijne wandeling, fchoon zij niets bijzonders behelst, verhalen.

Ik begaf mij zeer vroeg in den morgenltond op weg, en wandelde dan eens door woeste heiden, waar ik nu en dan den leeuwerik zijn morgenlied hoorde aanheffen; hetwelk mijn hart Hemde tot vreugde en_ dankbaarheid; dan weêr liep mijn weg door bebouwde landerijen, met welig graan prijkende; dan eens leidde mij mijn pad door ftille bosfehen, welker ftiltc door de liefelijke toonen der nachtegalen werd afgebroken; dan wtêr trad ik het een of anjer dorp door. Mijn weg was dus zeer afwisfelend, en daardoor zeer aangenaam, terwijl allerlei gedachten en overdenkingen, vooral omtrent de fchoone natuur en derzelver Maker, mij bezig hielden. De weg, welken ik bewandelen moest, was

lang, en, dewijl ik denzelven in éénen dag wiide afleggen, vermoeijend, maar het vooruitzigt en de hoop, dat ik nog vóór den avond mijne geboorteplaats zoa kunnen bereiken, zettede vlugheid aan mijne treden bij, en deed mij de vermoeijenis minder gevoekn. — Eindelijk zag ik van verre mijne geboorteplaats aan den gezigteinder blaauwen. Welke vreugde! — Eindelijk trad

ik het dorp binnen. Ik zag, onder de mentenen,

welke mij ontmoeteden, om naar bekenden, maar vond meng. 1820. no. 2. D de-