6"o WAARNEMINGEN, PROEVEN EN GEDACHTEN

lend, naar gelange van derzelver verfchillenden afftand van de oppervlak;e des waters. Eene beroe of etne falpe van de grootte eener erwt, vertoont zich, eenige voeten onder het water, zoo groot als een hoenderei, én het pyrofoma van den heer peron » zoo groot als het hoofd van een kina. De medufa's van welke men ook verfcheidene foorten ziet lichten , fteken door haren flaauweren glans merkelijk af bij het alles overtreffende pyr[oma, en bij de dieren die uit het pyrofoma ontwikkeld worden. De helderst fchijnende ibort van medufa of kwal is die , welke den bijnaam van pelagia draagt, waarfchijnlijk dezelfde, die ons de heer banks als de doorfchi)'tiende medufa befchreven heeft.

Nog flaauwer dan de medufa's lichten de meloenvorniige kwallen , of beroeps, en de zeeblazen, (phyfalis) de eerfte van welke door linneus verkeerdelijk tot de medufa's gerekend zijn. De meloenvormige gedaante van deze kwallen wordt, behalve door hunnen langwerpig ronden omtrei?, daargefteld door de acht ribben of ftrepen, welke bij de meeste foorten van deze dierem om derzelver ligchaam, heenloopen, en met ééne of ook wel eens met twee rijen van haar- of vezelvormige vinnetjes voorzien zijn. Geen pijl vliegt fneller uit den boog, dan men die vinvezeltjes bij de meloenkwallen trillen ziet; het zijn als zoo vele bijzondere roei'riempjes, door welke het dier eene fpiraalvormige of fchroefswijze beweging krijgt en langzaam, zoowel opals neêr- en zijdwaarts van plaats verandert. Bij dag vwfpreiden de meloenkwallcn de fchoonfte kleuren van den regenboog; 's nachts lichten zij met ftervormige ftralen, naar het beloop van hunne ribben of roeiban. ken» In het kanaal en in de Atlanlifche zee houdt zich de eironde meioenkwal op (beroe ovatiis), die verfcheidene lijnen lang is. Eene hieraan gelijkvormige foort, doch meestal kleinder dan een mosterdzaadje, en met gele ftrepen gefierd, zwemt in de zee omftreeks Japan. Nog eene andere . in de gedaante van eene klok, wordt in de Atlaniifehe zee gevonden, en bezit, even als eene foort die den bijnaam micans heeft, en in de ftraat van Sunda keft, een roodachtig fchijnfel. Merkwaardig is eindelijk, onder de verdere foorten van de beroe, die, welke een zakje, dat onder een rondsom met rco le geitaarte knopjes bezet fcherm neerhangt, tot haar kenmerk, en haren mond onder aan

dit

i