FELDHEIM EN JULIA. 8/

nogtans fpoedig, dat feldheim's gedrag hare hoogfte bewondering verdiende. Bij een koeler overleg werd zij het gevaarlijke van haar dweepziek gedrag volkomen gewaar, en zij befloot eene gelijke zegepraal over hare liefde te behalen. Met eenen heldenmoed, voor welke flechts de reine deugd vatbaar is, poogde zij dagelijks feldheim te vergeten, en eindelijk gelukte het haar, haar wederftrevig hart aan den teugel van heiliger phg. ten te leiden. Toen zij feldheim's vertrek vernam, erkende zij bij hem eene nieuwe opoffering van zijnen kant, en riep zij uit: „Ik vertrouw zijne woorden, hij ■ bemint mij even zoo innig, als ik hem bemin; hy is " even ongelukkig als ik; maar hij heeft meer moed 'I om zijn noodlot te dragen. Zijn voorbeeld moet

mij aanfporen, om hem na te volgen. Wat heb ik ,, niet in de zinneloosheid der drift gewaagd, eer, ,, onfchuld, rust des levens; maar hij werd mijn be,, fchermengel, hij had medelijden met mijne zwakheid,

„ en leidde mij op het pad der deugd terug. 11c

,, doe affiand van zijn bezit; ik wil trachten, om,

door eene getrouwe vervulling van eiken phgt des „ levens, zijne achting meer en meer waardig te „ worden." . , , , .

Deze geestdrift eenet fchoone ziel werd de verzachtende balfem voor de diepe wonden van haar hart, en langzamerhand keerde de heilige vrede in haar gemoed terug, welke de overwinning der zelfbeftnjding altijd

beloont. 1 , .

Dornstein bezocht, na feldheim s vertrek, meer dan voormaals het huis van auer, en met eiken dag nam zijne genegenheid voor julia toe.

Eindelijk waagde hij het den burgemeester zijnen wensch te verklaren.

„ Ik heb er niets tegen," zeide deze, „ en ik ge. „ loof ook, dat juultje u niet zal afwijzen; maar de ,, hoofdzaak is toch een ambt, waardoor, gij een huis,, gezin onderhouden kunt; — zoodra gij dit hebt dan „ zullen wij hierover nader fpreken."

Door deze verklaring bemoedigd, wendde zich dornstein eenigen tijd daarna, tot jülia zelve. _

Hij fprak met de aandrift vap een beminnend nart , beleed haar zijne innige toegenegenheid, ^«elterde Mar, dat hij alles zou aanwenden, om zeer fpoedig een F 4 b e"