dë ZEGRl'S. Jgl

zen. Don lodewijk berigtte den Afrikaan, dat zijn zoon niet langer in gevaar was , en dat hij hem zijne gevangenfchap, zoo veel mogelijk , wilde verligten. Hij wilde hem Hechts als eenen gevangenen op het woord van eer befchouwen , en hem, tot op gelukkiger tijden, als een lid zijner familie behandelen. De gevangene dankte hem voor zijne goede gezindheid. „ Elke ^, plaats," zeide hij, „ is mij thans eveneens Slechts „ eene plaats is er, welke mij genoegen zou kunnen ,, baron. Maar gij zijl voor eene nog verhevener edel„'moedigheid vatbaar; daarom waag ik het, eene gunst ,, van u af te frnecken , die in mijne oogen eene veel „ hoogere waarde heeft." .Don lodewijk gaf hem moed/om te vervolgen, en de Afrikaan zeide: „ Uwe lieden hebben mij . geplunderd; maar ik beklaag mij ,, daarover niet. Het is zoo de gewoonte in deze „ foort van oorlogen. Een onfehatbaar kleinood is ,, hun ontgaan. Óndertusfchen kon ik veelligt niet al,, tijd zoo gelukkig zijn, ik zou misfehien niet altijd in ,, zulke goede handen vallen, als in de uwe. Daarom ,, bid ik u, dezen fchat in uwe bewaring te nemen." Met deze woorden baalde hij eenen armband voor den dag, waarop een fchoon portret was afgebeeld. Hij drukte het aan zijne lippen, en tranen vloeiden uit de oogen van eenen zeeroover, die met traaea onbekend

fcheen te zijn. • „ Dit," zeide hij, terwijl hij Don

lodewijk het portret overhandigde, „ dit is mijn fchat. Op het oogenblik, dat ik mijne vrijheid weder terug bekom, wil ik denzelven voor eiken prijs, dien gij „ daarop ftellen moogt, weder vrijkoopen." Offchoon de beide zusters niet verftonden, wat hij zeide, bemerkten zij evenwel zijne fterke aandoening en verftonden ne uitdrukkingen van een geroerd hart. Zij befchouwden 'net portret, en gevoelden de teederfte deelneming voor zulk eenen trouwen minnaar. Don lodewijk gaf hem zijnen fchat glirclagchende terug. „ lie,, waar gij dien zelf!" zeide hij. ,, Deze fchat is „ zonder losgeld de uwe, en bij zal u nimmer ontno,, men worden " De ontroerde zeeroover dankte Don Lodewijk en zijne beide zusters, die zulk een hartelijk deel in zijn noodlot namen. De beide zusters konden hare nieuwsgierigheid niet bedwingen, en begeerden te weten, Wiens, portret dit toch ware. Hij antwoordde met uitdrukkingen der vurigfte drift: „ Het 1 st is