'jr;0 TWIJFELINGEN,ONTSTAAN ClT 1IKT ONGELCKK.GEVAL

zullen zien, tot groote fcha'de der geestelijkheid. ' lk voeg hier niet meer bij, want dit zou overtollige moeite wezen. Voor den verftandigcn zij dit genoeg.

Ik zal de werktuigen aanwijzen, waarmede niet alleen de voornaamfte aanvoerders der katers, maar ook vele 'gemeene Priesters van den laatjlen rang , en zelfs niet weinigen uit het volk, deze fterkte van ons geloof en van den Katholijkcn Godsdienst beltonnen; want, om . ons alle verdediging te ontrooven, zoeken zij ook dit ligte wapentuig, hetwelk ons de zaak, zoo ais zij gebeurd is, aan de hand geeft, ons te ontwringen Zij zeggen: of dat bet waarfchijnlijk niet waar is, dat de duivel, die den deugniet tot de gedachte van kerkroof verleid heeft, onder de gedaante van esnen zekeren Lu« terfchen leeraar is verfchenen: of indien het waar is (zoo zeggen zij), dan is zulks gefchied tot eer — verre zij dit van ons! — van ons genootfehap, of tot fchande; indien dit laatfre plaats heeft, dan heeft de listige flang zeer ver zijn doel gemist, want de duivel kan zich veranderen in eenen engel des lichts, volgens de getuigenis van den Apostel, i Corinth. XI, ja! hij kan zelfs zich. als den Zoon van God vertoonen, in» dien men de gefchiedenis in het leven der kerkvaders geloof mag geven, en dan is het klaar, dat men dengenen niet met eene zwarte kobl moet teekenen, welken de duivel, lasteraar en vader der leugeneh, met helfchen damp en fchande, wil overladen, ja! zij befpotten de bekentenis van den dief en de getuigenis der regtbank op deze wijze: de heiligfehenner heeft wel beleden, dat de duivel aan hem in zulk eene gedaante verfchenen is, dat hij aan eenen zekeren Luterfchen leeraar, welken hij eertijds te N. N. gekend had, gelijk fcheen. Hij had er bijna uitgezien als de predikant te N. N. Hij had "den leeraar te N. N. bijna gelijk gefc/icnen. Of: hij was hem voorgekomen , even als de predikant, die voorheen te N. N. was geweest. Deze predikant is reeds, voorlang, geftoiven. Wat raakt dit ons , zeggen , zij. Is er niemand onder uwe landslieden, cie eene vlek op het oog, of die eenen itekeligeu zwarten baard heeft? deze twee zaken werden vooral in dien Luterfchen leeraar opgegeven , om dien man nog leeiijker te maken, en hem met den duivel te kunnen vergelijken, volgens het fpreekwoord: gelijk zoekt zich, gelijk vindt zich; of: foort bij foort.

De-