DE GOEDE VRIJDAG.

*97

xijce vrienden voorfpelden dood naderde, en Hij vier» de met zijne jongeren den atfcheidsmaaltijd. Nameloozegewaarwordingen moesten zijne ziel, bij dezen maaltijd, vervullen, ais Hij zich de toekomst vootftelde, wanneer Hij dacht aan de verdorvenheid der menfchen, voor welke Hij reeds zoo veel gedaan en geleden had, aan de befpqtting, verachting, den vloek, de martelingen en den kruisdood, Hoe ware het mogeliik, om. bij deze gewaarwordingen- zijne zielskalnve te. bewaren, niet te bezwijken onder het fchrikkelijkst gevoel, en zijne hand niet af te trekken van een ondankbaar ge» flacht, dat zijnen redder vloekje!

Doch misfchien begaf Hij zich daarom onder zijne vrienden, om-den zachter) troost der vriendfchap te genieten , om in de omhelzing van gevoelige vrienden zich te verfterken, en de fmart, die den boezem toekneep, in verzachtende tranen weg te wêenen.

Ach! Hem viel zulke troost der vriendfchap niet te beurt! Hij wist dat zijne vrienden Hem in het'ongeluk veriaten, één zijner jongeren, welke zoo veel beloofde, Hem verloochenen, een vriend zijn verrader worden zou. En hoe zal Hij nu van zijne vrienden fcheiden? Misfchien met regtmarige klagten over hcinne onbeftendigheid, en over- de trouweloosheid des verraders? Of zal Hij alles om en nevens zich uit het oog verliezen, en met bange, fprakelooze fmart zich als in zich zeiven opfluiten ?

Neen,'ook hier, en wel hier voornamelijk moest de deugd van den edelllen zich in hare geheele Goddelijkheid vertoonen. Welk eene grenzenlooze genegen* heid,x en welke Godskracht werd daartoe vereischt, om onder zulke omftandigheden zoo te handelen, als Hij, de Goddelijk goede en wijze, deed! Hij verzamelde zijne jongeren bij eenen vriendfchappelijken maaltijd, om hen het affch'eidsuur, en door hen hetzelve voor zijne belijders in volgende eeuwen,, leerrijk en zegen* vol te maken, zegenvol voor tijd en eeuwigheid.

Het fterfbed van den braven kan leer- en zegenrijk worden, wanneer God hem de weldaad-bewijst', dat hij met het volle -gebruik zijner zielskrachten, nog dervende, zijn geloof aan God, deugd en onfterfeliikheid kan toonen, en zijne geliefden tot een gelijk heilig en weldadig geloof aaniporen en opwekken kan. WanN s neer,;