Ê04 DE GOEDE VRIJDAG»

brengen, dit zag Hij reeds zeer herder in den geest» Hij zag eene gelukkige gemeente, welke de poorten der hei met pverweldigen zouden, gegrondvest. De hoogfte zielsrust moest bij den Goddelijken lijder zich met de hoogde ligchaamsfmart vereenigen.

Juist indezelfde oogenbiikken, waarin ellendelingen Hem befpotteden, ftond de Goddelijke daar in ziine grootde verhevenheid. .Welk een lijden, welke onderwerping, welke grootmoedigheid, welke liefde! Dit eerbiedwaardig zwijgen, deze voorzigtigheid onder fmarten, dat vast vertrouwen, die vrome onderwerping! — ,, Vader, vergeef het hun! Vader, uw wil ge„ fchiede! Vader, in uwe handen beveel ik mijnen ,, geest!". ..... —Zie roef diepen eerbied op den

Goddelijken, welke zich zoo, in het gebed, tot zijnen God verhief; zie op Hem, welke in zijnen dood een heengaan tot den Vader zag, O ! hier vertoont zich eene volheid van hoogheid; de ziel vertoeft zoo gaarne in Mille bepeinzingen onder het kruis van jezus. Zulk een avond des levens bekroont een zoo fehoon dagwerk op eene heerlijke wijze. Daar openbaren zier. geloof, liefde en hoop; daar ontwaarde de Volmaakte , hoe Hij geleefd had: daar treden de aardfche betrekkingen terug v de Brave op zijnen doodsweg verfchijnt als een ras verheerlijkte, en het derven wordt een zegepraal des levens!

Befchouwen wij dit alles met dillen eerbied, vertegenwoordigt zich aan ons de levensavond van den Verlosfer —- dan kan maar één wensch onze zielen vervullen, flechts één gebed» uit haar tot God opdijgen, de wensch en het bidden: ,, Vader! derk mij, ,, dat mijn einde zij als het einde van dezen regtvaardi-? „ gen!" G! laat ons vooral heden, daar wij in den geest op het gebied der graven vertoeven, den dood in de oogen zien. Er komt een tijd, dat wij hier niet meer wandelen zullen, en een ander gedacht zal onze plaats bekleeden. Weet gij, lotgenooten der fterfelijkheid! hoe hoog of laag de zon uwes levens daat? üe Goddelijke aan het kruis ftierf vroeg. Laat het uur, waar. in ons oog breken zal, nog verre zijn, de rust des hemels, welke het hart vóór den avond des levens verlangt, is eenig en alleen een zegen van vroegtijdige vroomheid. Strooit thans het zaad uitf hetweik gij

aan