206 DÈ GOEDE VRIJDAG.

de kracht om wél te doen nog in ons woont; laat ons op jezus zien, die onder vervolgingen rondwandelde en weldeed, dat wij dan, even als Hij* niet moede < worden. God heeft ons op aarde gezonden, opdat wij, als zijne werktuigen, getrouw in zijnen dienst zouden arbeiden. Laat ons volharden in denzelven totdat onze krachten bezwijken, en laat ons nog op 'hét fterfbed door geduld en zachtmoedigheid, door bemelfche onderwerping en een vrolijk geloof werken» O! welk een gevoel zal het dan zijn in onze Jaatlle oogenblikken , welke dierbare herinneringen , welke fchoone beelden uit het verledene, welk een blik op God, welk uitzigt in de vergeldende eeuwigheid, welke zaligheid zal het dan zijn, te kunnen zeggen: „het is „ volbragt!"

Laat ons, opdat niets de vrolijkheid in het fterven ftoren moge, in de ftiile heilige oogenblikken ons gemeen maken met de gedachten des doods. Velen bra* ven ontbreekt die volle gerustheid, omdat zij het verwaarloozen , de droevige beelden der verbeelding te Verjagen, en de groote, gemakkelijke beteekenis van fterven te bevatten. Zoo handelde de Goddelijke die aan het kruis ftkrf niet. Hij zag, zelfs in den vollen bloei des levens, zijn einde naderen, en ftelde zich zijnen dood, onder vrolijke beelden, voor. Hij fprak, zijne vrienden vertroostende: „ Ik-ga nu heen tot den„ genen, die mij gezonden heeft! Ik ga tot den Va* „der!" Zoo ook wij. Laat ons vertrouwd worden met onzen laatllen grooten Hap. Even zoo als voor dien Heiligen zijn fterven eene verlosfing was van alle lijden, eene wederkeering tot God, een overgang ten zegepraal, zoo moet ook onze dood zijn. ^-I-Laat ons den dood ons voorftellen onder aangename beelden, en denzelven zegenen, als den, van God gezondenen , bode des vredes. Moeten wij ons dan niet in heilige oogenblikken ons verheugen over den avond van ons leven, even zoo als een vermoeide wandelaar zich verblijdt over de avondfter*

Voor den Goddelijken daagde het oogenblik op, in hetwelk Hij uitriep : ,, Ik heb overwonnen ! " — God helpe ons, om alles, wat wij nog hier beneden te lijden hebben , vroom en heilig te overwinnen! • — Millioenen zaligen zijn, in het oog te vestigen op den Overwinnaar