MERKWAARDIGHEDEN IN NOORWEGEN.

Noorman, en de Maart van dezen is als de Januarij > ginds (*). De dikwijls onverwacht komende nachtvorst brengt een groot beletfel in het wél gelukken vari den Noorlchen akkerbouw, zoodat men geene openliggende tuinbedden durft bezaaijen voor den aciteh Mek In andere ftreken lijdt het koren ook, wanneer het nog niet rijp is, door nachtvorst, in het laatst vari Augustus. Hagel daarentegen is zeldzaam, en men befchouwde het met de grootfte verwondering, toen er in Juiij 1781 op fommige plaatfen hageilteenen vielen, ter grootte van duiveneijeren.

Eene vlugtige monftcring van eenige voortbrengfeis s dié ons in verfcheidene ftreken van Noorwegen, voorkomen i zal ons nader de verwonderlijke afwisfeling, eh de hier en daar zeer weldadige verzachting van deszelfs klimaat, te weeg gébragt door plaaifelijke oorzaken, nader leeren kennen. .

Volgens de berigten van den heer meerman , zouden de zuidelijke ftreken van Noorwegen zich zelve onder-; houden, ja, nog van hunnen overvloed aan andere mededeelen kunnen. In de meeste ftreken, tusfcheii Christïemia en Friederichshald wordt teil minfte zoo veel koren gebouwd, dat men zelf nooit gebrek heeft, en in fommige jaren nog wél verkoopt. Bij het fteedjè Moss vinden de reizigers dé verfcheldenbeid van hoornen met breede bladen öf zoogenaamd loofhout, diè zij in zuidelijker landen gezien hebben, reeds' merkelijk verminderd. Hagebeuken toch vindt men niet hooger op dan in Schonen; witte en zwarte populieren hebben, zich niet diep in Halland verfpreid; de roode'beuk houdt op omtrent- de Gotha - elf, maar de anders vrij teedere eik duurt langer dan men denken zou; hij beflaat bij Jas en 'Corfegarden niet Zelden hoogere ftaridplaatlen dan de beuk. \

Zoo

(•) Bepaaldelijk fchijst deze opgave dér Noorweegfche Weêrsgéfteldtieid, met uitzondering van de warmte graden te Sundmör, te gelden van Spydeberg in jlggerhumftift - waar de fbhrijver, valt wie'n wij dezelve ontleend hebbenj gedurende verfcheiderie jaren waarnemingen gedaan heefr. Bij de karak' terfchets der Noorwegers zijn wij ook hoofdzakelijk dien irilandfchen fchrijver gevolgd, wiens berigten men trouwens genoegsuam overeenfteinmend zal vinden met die van andere fch rij vers,

MENG. 1826. NO. ö