MET HET EERWAARDIGE SAKRAMENT. 255

2. Zij befchuldigen de overlevering, van welke wij fpreken, van trotschheid, zeggende de ketters: . dat dezelve is uitgedacht, ooi den hoogmoed der kerkdijken, en hunne heerschzucht over de leeken te fchragen; even alsof zij van den hemel met zulke magt begaafd zijn, dat zij uit het brood, en derhalve uit een fchepfel, Christus zeiven, den Schepper konden fcheppen en maken, en dat zij dus zeer verre boven alle (tanden en rangen in de wereld, door een zeker regt, verheven zijn. Zij maken boven alle anderen gewag van eenen zekeren kardinaal, waarvan poggius de Florcntijner fpreekt in zijne Facetice, en welke die magt, welke hij de magt der orde noemt, zelfs uitftrekte over de patrijzen, en dezelve, door plegtige woorden geconfecreerd hebbende, in de vaste, met een bijna heldhaftig geloof, opat voor visch. Wat zal ik

3. Zeggen van de ongerijmdheid, waarmede zij ons befchuldigen. Door dit'leerftuk, zoo verkiezen zij zich uit te drukken, worden de zintuigen, fchoon alles aanwezig is, om dezelve wel te kunnen gebruiken, omtrent het voorwerp zelve bedrogen; zij befchuldigen derhalve onze Mispriesters van geestelijke tooverij, en zeggen, dat zij erger zijn dan circe en alle bedriegers en toovenaars, dewijl zij allen, die aan hen gelooven, befpotten, zoodat zij niet langer het brood, hetwelk zij zien, met hunnen mond aanraken en proeven, meer zien, voelen en proeven, maar zij worden gedwongen te gelooven, dat het brood er zoo verre van verwijderd is als de aarde van den hemel, ja dat het brood, geen brood is, maar dat zij iets anders, hetwelk hiervan geheel onderfcheiden is, namelijk Christus, den Godmensch, alleen ontvangen. — Zij hebben nog iets anders, dat ongerijmd is, era waartoe onse fchoolfche godgeleerden aanleiding hebben gegeven, opgegeven: indien (zoo vragen onze vijanden te. gelijk roet onze godgeleerden) de ouwel christus zelf is, onder de gedaanten van brood en wijn, dat is: van de toevallig* heden zonder zelfftandigheid, zeer zeker tegenwoordig; wat eten en knabbelen dan de muizen, wanneer zij, dat ligtelijk kan gebeuren,, misfchien op eenen gewijden ouwel aanvallen, en denzelven opeten? alleen enkele toevalligheden , de kleur namelijk, den fmaak, enz. of den christus zeiven (ik beef, om dit te denken), of keert, door eene nieuwe gedaante-ver-