*68

frans volkmar reinhard.

geit, en ten laatfte eene gewenschte uitkomst daar„ (telt, is het eenige, waaraan men zich onder deze „ omftandigheden kan vasthouden. Gelukkig, dat ik ,, hetzelve heb, dit geloof; ik weet anders niet hoe

het met mij gaan zoude." ——

Dit zij genoeg, om hem als eeneri echt Evangeli. fchen godgeleerden te doen kennen. Men heeft hem befchuldigd, dat hij van alles, wat hij openlijk fprak, niet overtuigd geweest is , of, zoo als velen zich uitdrukten, volftrekt niet heeft kunnen overtuigd zijn, maar veeleer zich naar de omftandigheden , zoo als die geboden, gefchikt heeft. Deze befchuldigingcn echter zijn zonder grond; zijn gansch leven, zoo als voornamelijk zijne werkzaamheid, en zijn gewigtige invloed als kanfelredenaar, is het Itelliglte bewijs daartegen. Voor het overige heeft reinhard , gelijk zoo vele andere geleerde godgeleerden, getoond, dat, wie van der jeugd af aan zich met alle vlijt op de vorming en volmaking van zijn veritand, en zijne rede toelegt, vroeger, dan iemand anderu de grenzen van deze krachten leert kennen, en dan vrijwillig de over de grenzen dezer krachten gewaagde" belpiegelingen, als ongegrond opgeeft, en vol geloof in denken en handelen zich den God der vaderen in de armen werpt, zijnen wil vervult, en anderen daartoe in onverwrikbaar geloof met zijne leer aanfpobrt. Het is hoogst onbillijk, wanneer men den bekwamen man, die van zijne wetenfchappelijke loopbane, waarop hij dooreenen gelukkigen arbeid, de grootfte zelfftandigheid hoopte te verwerven, vol ootmoed tot de liefde des Vaders terugkeert, en belijden durft, dat deze tusfehentijd', hem voornamelijk tot het vrijwillig aangrijpen van zijn vroeger kinderlijk geloof heeft gebragt, 'van huichelarij befchuldigt. Hoogst opmerkenswaardig is het, te zien, hoe het vroeger Godsdienfttg, echt Evangelisch leven, hetwelk hij aan de hand zijns Vaders uit de bron zelve had gefchept, hem befchermend op alle wegen verzelt, en hem eindelijk tot eene vrijwillige belijdenis van datgene brengt, hetwelk hij vroeger ontvangen had. Die in de vroegfte jeugd met ligchaam en ziel bij zij nen vader was, zal hem, en zijn woord, ondanks alle verzoekingen, nimmer ontrouw worden. ——' Nog eerwaardiger en verhevener Haat het beeld van reinhard voor ©ns, wanneer men zijn leven beichouwt in ftrijd

met