Land- en volkskund.berigtèn van zendelingen. 275

kaap Cudkigh. De heuvels, In wier nabijheid men landde, waren met mos, de dalen met ander groen bedekt. Binnenwaarts gevaren, ftapte men uit bij den aanvang van een lang met hout bewasfen dal; en terwijl zich op uitgeftrekte vlakten niets dan rendiermos vertoonde , ontdekte men naar eenen anderen kant onafzienbare en digte bosfchen, Uttakiyok poogde Zijne Europefche reisgenooten te verzekeren, dat eene hier gevestigde volkplanting van zendelingen eenen grooten toeloop van Eskimo's vinden zou; en de fireek is daartoe inderdaad uitlokkend; want de zee krielt er van zeehonden en visch, en het land is vol van rendieren en ander wild. Men nam dan ook, in naam van geoü.ge III, bezit van hetzelve, en rigtte eenen hoogen merkffr.en op, en noemde den ftroom de George rivier.

Eene drukke walvischvangst houdt de hieromtrent wonende Eskimo's bezig. Zij nemen daartoe de ebbe waar, gedurende welke de tusfchen de eilanden gezworamene dieren niet in zee terug weten te komen.

Eene verfchrikkehjk hooge zee, met zware ftortvlagen, dreigde, op den I7den Augustus, het bij kaap Kennertut voor anker liggende vaartuig te verzwelgen. Met faizoen van itorm en koude was ophanden; de aan boord ziinde levensmiddelen reikten niet toe, om zoo ver of nog verder van huis te overwinteren;' en men zou de bewoners van Okkak daardoor in ongele, genheid gebragt hebben. Men vond er flechts van den anderen kant bezwaar in, zoo nabij het land, dat men zich als den eindpaal van eene, met heilige bedoelingen ondernomene, reis voorgefteld had, terug te keeren, zonder dat men dien eindpaal bereikt hadi Men bad en overleide deze zaak in ernst, eu men belloot voort te reizen.

Dit befluit werd dan ook gezegend. Het met besheide (empetrumj en moerasbesfep. (fubus chamnemorus} begroeide eiland Pitfiolak was eene zeer gewenschtö toevlugt bij het naderen van een ijsfelijk onweder.

Op den 23ften, eindelijk, bereikte men gelukkig den mond van de Zuidrivier, (58° 56' N. B ) die de Eskimo's Kokfoak noemen. InnuitJ Innuit! (mannenS mannen!) riepen de inboorlingen, van welke men bij het landen verfcheidene kraals ontwaarden. Kablun&tl Kablundt! (Europeërs! Eüropeërs!) riepen andere. Deze lieden toonden zich in het eerst vrij fchuw en S a be-