DE SLAAP HET BEELD DES DOODS. i$$

Immers geheel anders is de flaap van den deugdzame», den braven. Hij beveelt zich «.et vertrouwen aan de heilige hoede van den Allerhoogden. ooa, weet hij, zal zijnen engelen gebieden, dat zij voor hem waken. Zijn zachte flaap wordt niet afgebroken door fchrikwekkcnde droombeelden. In eene aangename uw merin"- rust hij uit van alle vermoeijen slen van »gchaanT en geest. Wakende mogen drukkende zorgen van verfchillenden aard, welke onaffcheidelijk zijn van het menfchelijk leven, welke ook den besten omringen, hem kwellen. Tegenfpoeden mogen doornen mengen onder de geurige bloemen, welke zijnen weg omzoomen, de last der rampen moge hem nederbuigen; wakende moge hii ten doel ftaan aan den ondank, de verachting der menlchen, die zijne braafheid en opregtheid miskennen, maar wanneer hij met de bewustheid van zijne eigene onfchuld, met de zachte toejinciung van zijn geweten, met het onwankelbaar vertrouwen op Gods liefde en gunst zich heeft neergevlijd ter ruste , wanneer de flaap zijne oogen heeft gefloten, dan houden voor hem alle zorgen, alle tegenfpoeden, alle wederwaardigheden op. Zij beftaan niet meer voor hem. Hij is ontheven van het gewigt, hetwelk zij anders op zijne fchouderen laadden Indien al zijn geest, gedurende de ruste des ligchaams, blijft voorwerken, dan fchept zij flechts liefelijke beelden, dan verplaatst *tj hem in eenen aaugenamen gelukkigen kring, waarin hij zich volkomen wél gevoelt, waar hij het zoete, liet aangename van het aanwezen zonder ftoring geniet, waar geen bittere alfeoi zich mengt onder den beker van het genot, In den gerusien flaap vindt hij dus de ontheffing en bevrijding van alles, wat anders zijn beftaan veronaangenaamde. . , Is nu, mijne Heeren ! de dood des menfehen met volkomen gelijk aan het beeld des llaaps, zoo als wij netzelve gefchetst hebben? Wij weten, wel is waar, met eeene volkomene zekerheid, in welk eenen toeltana lich onze ziel, na hare fcheiding van het lfgchaam, zich zal bevinden; maar, wat men hierover ook n „e gevoelen of Hellen, ten hoogde waarlchiinlijk , jaj, naar den aard van onzen, voor denkt n, w Hen: enperken alleen vatbaren geest, als bijna zeker word het, dat de ziel, na de .looping des .igchaams, W^Tw!» zich zelve blijft behouden, in eenen toeftand blijL

r 4 yci

i