320 land - en volkskund. berigten van zendelingen*

in Afrika, tot aan de groote rivier, d. i. tot op 15 graden breedte, genoegzaam veilig kan voortzetten.

Christenen,, zoowel als Joden, genieten, in den Haat van Tripoli, hoe veracht zij er anders ook zijn, toch vrijheid van Godsdienst, en er heerscht hier eene veel grootere Godsdienftige verdraagzaamheid dan in Tunis, Algiers oï'Marokko. De basfa heeft zich onttrokken aan den invloed der priesters, en men verhaalt van deszelfs meerderheid boven de marabuten (priesters en geleerden} een voorbeeld, hetwelk te Algiers oproer zou verwekt hebben. Een van die marabuten namelijk verfcheen op zekeren dag aan het hof, en voorfpelde, dat de Engelfchen, na verloop van eenen bepaalden tijd, krijgsvijandelijkheid tegen de hoofdftad plegen zonden. De basfa liet dezen man vastzetten, en beloofde hem te zullen beloonen, zoo zijne voorfptlling vervuld wierde, maar dreigde hem tevens met 500- ftokflagen, zoo er niets van gebeuren zou; en zoodra was ook niet de ijdele voorfpelling door de uitkomst gelogenltraft, of de gewaande profeet moest zich de gedreigde ftraf laten wélgevallen.

De Tripolitanen betoonen zich allerwegen hoe langer hoe verdraagzamer jegens de belijders van andere Godsdiensten. Kapitein smyth had- den vrijen toegang in alle moské's , mits dat hij Hechts zijne fchoenen buiten dezelve Haan liet; en de Mooreh, zelfs die van het platte land, waar men _ toch het minst aan Christenen gewoon is, aten en dronken met hem.

De Joden, offchoon gedrukt door zware belastingen, genieten hier meer welvaart, dan in eenig ander gedeelte van Afrika. Zij houden zich met den koophandel bezig, en de Mooren kunnen zonder hunne medewerking geene koop-akkoorden treffen, Zij hebben kadi's of regters van hunne eigene gezindte, die hunne gefchillen vereffenen. Groot is hunne onderlinge twistachtigheid ; en zij zijn zoo min moedig, als werkzaam. Men ziet hen ook nimmer in eenigen regeringspost geplaatst

De Muhammedaanïche priesters zijn hier te lande niet talrijk, en worden er, omdat zij geene tienden trekken, vrij goedkoop onderhouden. Elk Muzelman is wel door Muhammeds voorfchrift verpligt, een tiende gedeelte van zijnen eigendom tot een weldadig gebruik af te zonderen; maar hij mag deze weldadigheid oefenen