IETS OVER VERDRAAGZAAMH. EN REGTZINNIGHEID. 339

derftellen, dat het blijk dier goedkeuring, door de namen dier heeren bekrachtigd, zelfs niet het ftellig be. wijs zou opleveren, dat hun Eerwaarden dit boek gelezen hadden; dit, zeggen wij, is iets, hetwelk bij ons in geene aanmerking kan komen, en men ons kwalijk vergen kan te gelooven. Trouwens, die heeren hebben niemands, en allerminst onze pen noodig, tot hunne verdediging, en het is ons oogmerk ook niet, om hun Eerw. approbatie, of ook zelfs des eerwaarden schotsmans arbeid, te verdedigen; wij laten dit een en ander in zijne waarde, en het is onze roeping niet, deze taak op te vatten; maar, gelijk het omtrent schotsmans Werk verre van bewezen is, dat hetzelve tot verlevendiging van oude gefchillen zou leiden, hetzelfde kan men voorzeker niet zeggen van het ver/lag , hetwelk , in het aangehaald Amjierdamsch Maandfchrift, van dit boek gegeven wordt. Op de felfte wijze, toch, wordt daarin de oude wond opengereten, en, in plaats van genezenden balfem, wordt er niets dan het giftig vocht eener twistzoekende en allerbitterde onverdraagzaamheid in uitgeftort; eener o»verdraagzaamheid, welke, met eigene gevoelens ingenomen, afkeuring uitdrukt, verdenking opwekt en verbanning uitfpreekt, tegen elkéénen, die het waagt, om andere denkbeelden te koesteren, dan die zijn, aan dewelke de fteller van dat verflag, bij uitiluiting, zijne hooge goedkeuring geeft; en waarbij de geloofsleer der Hervormde Kerk in Nederland, eene leer, welke toch door een zoo aanzienlijk gedeelte der bewoners van ons lief vaderland beleden, en hartelijk aangenomen wordt, fchier in gelijken rang met misdadige voornemens , of, op zijn zachtst genomen, met verdwaasde gedachten-beelden, met droomen eener gekrenkte ver» verbeelding, wordt gelijk gefteld.

Wij laten de waarheid, of onwaarheid, der oude Dordfche leer, voor dezen oogeublik, ongewaardeerd, maar, dit heeft ons toch de gefchiedenis van ons vaderland geleerd, dat het geene misdadige bedoelingen waren, welke zoo velen in Nederland, van 1619 af, en vroeger, tot op onzen tijd, die leer deden omhelzen, en dit ook leert ons niet alleen de ftaatkundige, maar ook onze letterkundige gefchiedenis, dat het niet alle dwaze menfchen waren, welke die leer, als eene leer van waarheid reeds te voren hadden aangenomen en Y a ge-

- II