372 drie parabelen van f. A. krummacher.

de PROFEET en DE KONING.

Toen salomo, de koning van Israël, andere Goden nawandelde, en zijn hart niet, als voorheen, met den Heer was, kwam tot hem de profeet ahia van Silo, en fprak : „ Ik heb een woord der waarheid aan u in den naam des Heeren ! "

Salomo antwoordde: fpreek, ik zal het gaarne van llwe lippen hooren." it ,

Toen zeicle de ziener van Silo 't » gij bedriegt u, o koning! de waarheid is voor hem, die dezelve niet lief heeft, bitterder dan gal, en fcherper dan een twee. fnijdend zwaard, en koningen beminnen haar zelden. Maar hoor mijne rede, opdat gij genezen moogt! Jehova fchonk u de kostelijke gave der wijsheid. Maar gü hebt dezelve in dwaasheid en zotheid veranderd. Offert men niet op Sions hoogten den Moloch. . . .

Toen viel de koning den ziener in de rede: ,, Moet ik mij dan tot geloofsregter der menfchen opwerpen? Ben ik niet zoowel een iterveling als gij? Verdraagt jehova hen, dan wil ik hen ook verdragen."

Toen ontftak de toorn van den profeet, zeggende: „ de Goden , in welker gloeijende armen de onfchuld jammert — dat noemt gij verdraagzaamheid! —Ik zie, uwe wijsheid fpreekt de taal der zinnelijkheid, en uw hoogmoed kleedt zich in het gewaad der nede. ligheid. — De waarheid is te edel, om haar woord aan de huichelarij te verkwisten."

Na deze woorden ging de profeet heen, en salomo verheugde zich over deszelven verwijdering. Doch de woorden des Goddelijken mans, waren hem een prikkel in het hart.

Toen trok hij zijn koninklijk fieraad aan, en beitelde kostelijke feesten , en leefde zeven dagen en nachten in heerlijke pracht en vreugd.

Doch toen het bedaard en ftil om hem werd, toen zweefden de woorden van den heiligen man den koning

al»