EEN groot bevorderaar der kerkhervorming. AIJJV

maagd te mogen worden. De ouders doen haar dus met den twaalfden dag weêr uit het klooster vertrekken, en eubulus, aan wien zij dit geheele geval hier verhaalt, kan de ware reden maar niet uit catharïna krijgen, waarom zij zoo fpoedig van zin en keuze veranderd is, welke reden eubulus haar zegt, dat hij zeer wel raden kan, gelijk wij, en elk, die de verborgene ongeregtigheden der kloosters, en de listige aanvallen op maagdelijke deugd en kuischheid., aldaar zoo menigwerf gebeurd, Hechts eenigzins kundig is, dit ook zeer gemakkelijk met hem doen kan.

Om plaats te fparen, moet ik de zamenspraak , Bladz. 221, van eeri' Soldaat met een'' Karthuizer Mon? nik, hier ook geheel overflaan, in welke ik anders nog wel het een en ander vond, dat mij tot mijn oogmerk dien" g wezen zou, en ga dus terftond tot de zamenspraak, Blads. 233 over, die de Schipbreuk heet. In dezelve geeft adolphus aan antonius verflag van zijne doorgeüane zeerampen. Na hem den vreesfelijkften ftorm op eene levendige wijze beschreven te hebben, zegt hij, dat, om het fchip te ligten, alles over boord geworpen moest worden: dat dit niets baatte, zoodat de mast er ook aan moest, dien men afkapte en in zee fmeet, en men hoort verder van

adolphus. Gij moest onzen treurigen toeftand eens gezien hebben: de zeelieden zongen Salve Kegina! (wees gegroet, o Koninginne!) zij riepen de Moedermaagd aan, haar fterre der zee, koninginne des hemels, heerfcheresfe der wereld, haven van behoudenis, noemende , en haar met vele andere eeretitelen vleiier.de en liefkozende, welke eeretitelen de heilige Bladeren haar echter nergens geven.

antonius. Wat heeft zij met de zee uitftaande, die nooit, naar ik meen, ter zee gevaren heeft?

adolphus. Venus oefende eertijds de zorg over de zeelieden uit, daar men geloofde, dat zij uit de zee geboren was: daar zij opgehouden heeft met deze zorg uit te oefenen, heeft de plaats van deze moeder, die geene maagd is, de Moedermaagd nu vervangen. . antonius. Gij fpot er mede.

adolphus Sommigen, voorover op de planken liggende , baden de zee aan, al de olie, die zij bij der hand hadden, in de golven werpende, haar niet anDd a ders