STATI5TIEKE BIJZONDERHEDEN VAN HONGARIJE i 44$

gevestigde Sakfen. Op zeer voordeelige voorwaarden werden deze in het jaar 1143 overgehaald, om in de Hongaarfche bergwerken te komen arbeiden, Door' deze Sakfen ontftond in Hongarije de burgerrtand,. eri vermeerderde deszelfs koophandel naar het noorden* Zij waren de grondleggers der Hongaarfche mijntaewer-' king, en van de ftedelijke kunstvlijt, om welke kunstvlijt riog heden de Sakfen van het gefpanfchap Zipi.% waar zij ten minfte 60,000 zielen fterk zijn, met bijzonderen lof vermeld worden.

De Walachen zijn waarfchijnUik voortgekomen uit eend vermenging van de oude Geten , Daciers en Romeinen, en ook van Bulgaren en Slaven.

De Grieken wonen verfpreid ia vele fteden en markvlekken, en leven van den koophandel. Door hunne banden gaan de meeste, gelden en goederen, welke de handel op Turkije in omloop brengt. De koophandel in het groot wordt door hen, door de onder hen wo» nende Walachen, en door de Joden gedreven. Landbouw oefent hier geen Griek, en ook maar zeer zei* den wordt hij foldaat.

De Armeniërs zijn in Hongarije de groo.fte landpachters en veehandelaars. Vele onder hen hebben zich daarmede groote fckatten verworven, en voor een ge* deelte van dezen rijkdom den rijksadel gekocht.

Men telde, in het jaar 1805, 127,816 joden, terwijl er co jaren vroeger Hechts ruim 75,000 gevonden waren. Tot eenen zoo verbazend frtellen aangroei hadden, vele verhuizingen uit Polen bijgedragen. De meer of min vermogende Joden beftaan, behalve van hun reeda gemeld aandeel in den handel, van brandewijnftoken en tapperij; de arme van voddekramerij, en van waren langs de deuren te vevkoopen.

Van de zoogenoemde Heidens, vari welke men ef bij de conferiptie van 1782, 43,787 optelde, gaven ef zich 5*86 voor ftneden uit , en 1582 voor muzijkanten. Verwonderlijk zijn de bevalligheid en het gevoel, waarmede vele van deze lieden, alleen op het gehoor, de nationale zangen en danfen op de viool fpelen. Een ander gedeelte van dezelve drijft akkerbouw.

Onder de te voren opgegevene volksmenigte van 1805 bevonden zich, behalve den adel, 4,647,832 RoomsenKatholijken, welke in 1804 door 5158 priesters bediend waren ; 624,776 Luterfchen met een voor het

MENG, I820. NO. 10* Ff tQ*