statistieke bijzonderheden van hongarije. 45I

ïekend zouden deze volgens schwartner elk 400 guldens trekken, maar de geringe bezoldiging van eene menigte dorpsfchoolmeesters doet aan de juistheid dier begrooting twijfelen. De Latijnfche en de hoogere fcholen tot aan de univerfiteit, telden in 1B01, behalve op de Bisfchoppelijke S^minariën , en met inbegrip va,h ■Kroatië, 12,89! leerlingen.

Al de (leden in Hongarije, zelfs Pesten Presburg niet uitgezonderd, beflaan zoowel van landbouw en veefokkerij, als van (redelijke kunstvlijt. Naauwelijks de helft van de 425,000 menfehen, welke de bevolking van de 50 koninklijke vrijfteden uitmaken , oefent de gewone ftedelijke hanteringen en bedrijven,- zoodat de verhouding van den ftadbewoner tot den eigenlijken landman hier te lande is als i tot oj. Vele adelijken in de genoemde (leden drijven burgerlijke hanteringen. Elke vijftiende bewoner van de Hongaarfche (leden en markvlekken is waarfchijnlijk een koopman of kramer» Het grootfte gedeelte van -de Serblers vindt, in de groote en kleine (leden, alleen in den koophandel zijn beflaan. De echte Hongaar is zelden, noch in het groot, noch in het klein, koopman. Hij . verkiest den akkerbouw en de veeteelt, of gaat onder de krijgsmagt te paard. Het getal der olegkari, of olie- en artfenijverkoopers, die bijna door geheel Europa reizen, beliep, in het jaar 178Ó, 3000. Eeuigzins bemiddelde ambachtslieden laten hunne zoons meestal ftuderen, óf den koophandel leeren. De handwerksgilden beflaan meest uit Duitfchers, die zich ook gedeeltelijk met handel en factorij bezig houden. De Siowaken zijn meer landbewoners en voerlieden. Door de Hongaren zelve worden bijna geene Randwerken geoefend, dan het maken van Hongaarfche halve laarzen, het kleermaken, en bet pasfementvverken. De lijsten van 1805 hadden Hechts 885.422 ambachtsperfonen in de (leden en op het platte land, en'men wil, dat er Hechts 9395 menfehen in fabrijkeh bezig zijn. Voor de mijnwerken rekent men er 30,000.

Edellieden met 10 tot 30,000 guldens jaarlijks inkomen , zijn in Hongarije niet zeldzaam; ja, de goederen van verfcheidene Magnaten leveren van 305000 tot 500,000 guldens. De vorst van Esterhazy trok van de zijne fomtijds meer dan 2 millioenen. Hiertegen moeten zich ook vele adellijke huisgezinnen op het Ff a land

i