4Ö2 HET LEVÈN VAN MADAME ELIZABETH*

wereld zijn. Deze affchuwelijke gevangenis had reeds •een en twintig maanden geduurd, en werd, van dag tot dag, riaauwer en geftrenger, toen men den 9 Mei 1794, madame elizabeth uit de armen harer koninklijke nicht fcheuren ging. Overladen met beleediginaen, in eene huurkoets gefleept, werd zij naar de cor.ciërgerie gevoerd, reeds des anderen daags beoordeeld, gevonnisd en geregt.

Naar de ftrafplaa^ts gaande, hield zij niet op om de overige flagtoffers, diè even als zij moesten omkomen, tot zelfverloochening en bekeering cp te wekken. De vrouwen, die zich met haar bevonden, en van welker ftraf men haar dwong om eerst nog de a^rrfcfiohwitèr te zijn, groeteden haar met eerbied," voor haar henen gaande. Met eene teedere genegenheid omhelsde zij dezelve, en liet niet na, hare gebeden ten hemel op te zenden, tot dat oogenblik toe, in hetwelk haar dood den eindpaal aan dat alfchuwelijk tooneel Melde

Madame elizabeth telde toen dertig jaren. Ilare Hoffelijke overblijffels werden, zonder praal , digt bij Moitsftaux gebragt, en .vermengd met degenen, welke men daar, dagelijks, na zoo vele bloedige regrsplegingen, op elkander ftapeide,

Een achtingwaardig magttlraatsperfoon , de heer eerrand, thans ftaatsminister, heeft der nagedachtenis van deze prinfesfe, eene gefchiedkundige lofrede toegewijd, welker ftij!, toon en gevoelens, zoo edel een onderwerp volkomen waardig zijn. Dit werk, dat de hoogde belangltelling inboezemt, verfcheen van de ko. ninklijke drukkerij te Parijs, in 1814, en maakte een Boekdeel in octavo uit. Bij deze Lofrede vindt men vier en negentig brieven, door madame elizabeth ±zfchreven , kostbare gedenkteekenen, in welke de ongeveinsdheid harer deugden', de fchoonheid van hare inborst, de beminnelijke levendigheid van hare verbeelding, de fiandvastigheid harer ziel, benevens de voortreffelijkheid van haar oordeel doorüraien. Eene nog ichitterender hulde ontbreekt, tot d'u-s verre, aan hare nagedachtenis; doch indien het geoorloofd zij, om den loop des tijds vooruit te fnellen, en de heilige beiluiten van den Godsdienst vooruit te zien, zal, buiten twijfel , eenmaal die doorluchtige naam, welken wij met eerbied op die lijst fchrijven, in die heilige jaarboeken

wor-