516 DE GEVAREN DER MISLEIDING.

gegeven , indien zij flechts haar hart gehoord had. Maar hij fcheen de ligtzinnigheid zelfs fteifelmatig te behandelen. Zijne gefprekken waren eene reeks van naar puntdichten zweemende invallen, en nimmer liet hij zich in een ernflig gefprek in.

Eeuwig jammer!" zeide julia, „ dat selChow „ (dus heette deze jongman) altijd zoo ligtzinnig en w voorbarig is, en geen bon mot kan onderdrukken. — „ Hij is beminnelijk en onderhoudend ; maar hoe kan men met zulk eenen wildzang gelukkig zijn? — Wij moeten beide eenen voogd hebben en — helaas!

„ heeft hij niet eens blond haar! Neen, uit ons

„ kan nimmer een paar worden. Ik wil mij aan hem „ onttrekken. —— Komt bij heden avond op het bal , 3, en vraagt hij mij ten dans, dan heb ik reeds tot „ alle danfen mijn woord gegeven. —— Ik wil hem „ zoo min, als mogelijk is, zien en fnreken."

Dit waren julia's gedachten, toen zij voor hare forte piano zat en werktuigelijk de vingers over de toetfen liet zweven.

Op hetzelfde öogenblik trad eene harer vriendinnen met SELChow de kamer binnen.

Julia bloosde bij zijn binnentreden; het was haar., alsof hij hare gedachten befpied had. Selchow was luchtig en opgeruimd, gelijk gewoonlijk. De eene geestige inval volgde op den anderen; julia moest, tegen "haren wil, dikwijls lagchen, en vergat daardoor eindelijk, dat zij terughoudend jegens hem had willen zijn.

Ook des avonds op het bal dacht zij niet meer aan haar genomen befluit. Zij danste bijna alleen met selchow. Toen zij weder op haar eenzaam vertrek teruggekeerd was, morde zij op zich zelve, en zuchtte: „ Ach 1 moet ik hem dan met geweld beminnen, hoewel „ ik overtuigd ben, dat bij mij nog ongelukkig zal ma„ ken!"

Den volgenden morgen trad de tante bij haar de- kamer binnen; zij had eenen brief in de hand.

„ Lieve iuultte!" dus begon zij, „ een jongman

niet zonder vermogen en van eene brave familie, die „ ik zeer hoogacht, heeft om'u aangehouden. —. Het 9, is ssLCHowi lk vertrouw, dat gij niets tegen hem „ kunt hebben, en ik heb hem daarom ook niet zonm der hoop gelaten."

9 Maar, beste tantel" riep jvlia, „ hoe kan ik

„den

i